In den jare 1625 wierf hij een regement Duitschers, ten dienste van 't gemeenebest van Venetië en werd overste van hetzelve. In den jare 1633 trad hij in dienst van den landgraaf van Hessen Kassel, in den rang van generaalluitenant, met bevel over een regement. Nevens den hertog George van Brunswijk was hij in datzelfde jaar tegenwoordig in het beleg van de stad Hamelen, aan de Wezer. Veel bragt hij toe tot de overwinning, welke de gemelde hertog behaalde in een gevecht bij Aldendorf tegen de keizerlijke generaals Montecuculi, van Gromveldt en Böningshauzen, die Hamelen zochten te ontzetten.
Nog in 't zelfde jaar trok hij aan het hoofd van eenige Hessische troepen naar de Nederlanden, ter hulp van den prins van Oranje. Op den eersten Julij kwam hij in het leger van Boxtel, niet verre van 's Hertogenbosch, doch keerde eerlang naar Duitschland terug. In den jare 1634 trok hij op naar Westfalen tegen den keizerlijken generaal graaf van Geel, doch hier trof hem het ongeluk dat twee van zijne regementen onder de oversten Cratzenstein en Daling geslagen, beiden gevangen genomen en de steden Ham en Lunen veroverd werden. Om de schade te verhalen vereenigde hij zich met den hertog van Brunswijk, ontzette Kresfeld, verloste de gemelde gevangenen en heroverde de twee steden. Tegen het krijgsvolk van de Ligue zeer gelukkig gestreden hebbende, in het sticht Munster en na het doen eener reis in Holland nam hij zijn weg naar den Rijn en Mainstroom. In den jare 1637 deed hij een inval in Oost-Friesland en veroverde de schansen Werden en Stukhauzen, waarna hij nevens de landgraaf van Hessen-Kassel de winterkwartieren betrok; deze prins overleed daarin binnen Lier. Gedurende dit verblijf verscheen Holtzapffel op eene bijeenkomst, in welke door bemiddeling der algemeene staten met den vorst van Oost-Friesland een vergelijk werd getroffen, volgens 't welk de Hessische troepen zes maanden in zijne staten zouden ingekwartierd worden. De landgravin weduwe benoemde daarenboven onzen veldheer tot voogd over haren zoon en bevestigde hem in zijne krijgsrangen. In den jare 1640 was hij tegenwoordig in den veldslag bij Saalveld, tusschen de vereenigde Fransche, Zweedsche en Brandenburgsche troepen in 't keizerlijke leger, onder den aartshertog Willem Leopold van Oostenrijk. Thans viel hij onder verdenking van keizersgezindheid, men ontboodt hem te Kassel en gaf hem zijn afscheid. Toen vervoegde hij zich bij den paltzgraaf. Willem van
Nieuwenburg kocht van hem het ambacht Angeoort en van graaf Hans Lodewijk van Nassau eenige goederen in het land van