[Andreas Hollebeek]
HOLLEBEEK (Andreas) ‘een man van priesterlijk geslacht,’ en een vroom man, die, gelijk Christiaan Scriver, liever één ziel zalig dan honderd geleerd wilde maken, was predikant te Hendrik Ido Ambacht (1677) en te Dordrecht (1688) waar hij in 1710 stierf. Men verhaalt van hem, dat hij vader Hellenbroek dus aansprak: ‘Domine, hoe komt gij aan zulk een misselijken naam. Ik was liever Hemelbroek of Vrolijkhert geheeten.’ Hij maakte zich verdacht van de gevoelens der Hebreën te zijn toegedaan, doch hij wierp deze verdenking van zich af in zijn Wortel der Saken.
Hij schreef:
Rouwklagt over den dood van Maria Stuart, uyt Micha VII. v. 7 tot 10, Dordr. 1695, 4o.
Rustbed der Zaligen, Dordr. J. van Braam, 4o.
Wortel der Saken, ontdekt door eenige aanmerkingen met Mond en Pen, tot wederlegginge van een tegen-sprekinge over de Verklaringe van de 51 afdeelinge in de Hervormde Christelyke Catechismus, uit Matth. VI.:12, Rott. 1704, 4o.
Als dichter heeft hij zich o.a. door een zeer middelmatig dichtstuk: Op den Heren J. d'Outrein, veerdig schrivtgeleerden, eerste mond-opening, over de afgesondenen onder hare broederen in Israel, bekend gemaakt.
Zie Gedichtkranse gevlochten ter eere van Jacobus Fruytier en alle rechtsinnige worstelaers van hem, bl. 86; Schotel, Kerk. Dordr.,