[Heynric van Holland]
HOLLAND (Heynric van), dichter uit het eind der XIIIde of begin der XIVde eeuw. Achter het hands. van Maerlant: Der natueren bloeme, weleer het eigendom van den heer Visser, vindt men eene berijmde verhandeling van slechts twee en een halve bladzijde, elk van twee kolommen, sprekende over de Kragt der Maane; op het einde leest men:
Dit makede van Hollant Heynric
Die daeromme makede een stic,
Eer hyt in Duitsche dus heeft bescreuen.
God gheue hem tewelike leuen!
Ende hem allen, die thoren lesen!
Amen! Ic staes' af met desen.
In dit stukje meet de dichter, volgens den geest dier tijden, het gevaar of ongevaar der ziekte af naar de teekenen, in welke de maan zich gedurende dezelve bevond. Het is onzeker of de dichter een Latijnsch of Fransch voorbeeld volgde.
Er bestaan twee handschriften van, een in de koninklijke bibliotheek te 's Hage en een in die van het koninklijk Nederlandsch instituut te Amsterdam.
Zie van Wijn, Hist. Arondst., D. I. bl. 307; Hoffman von Fallersleben, Horae Belg., Th. I. S. 120; Mone, Geschichte der Niederl. Volkslit., S. 339.