[J. Hogeveen]
HOGEVEEN (J.) beoefende de Nederduitsche poëzy en schreef:
Godgeleerde en andere aanteekeningen, Rott. 1733, 8o.
Over het Hooglied van Salomo of hetzelve in rijm gebragt, Leyd. 1726, 4o.
Ook komt er in het 7de vervolg der Nederl. en Lat. Keurdichten van hem een gedicht voor, getiteld:
Klagende Godsvrucht.
Uit zijn berijmd Hooglied zijn eenige bladzijden als Spinozistisch of om andere redenen, op last der schepenen binnen Leyden verbrand.
Zie van der Aa, Nieuw Biogr. Anth. Crit. Woordenb., D. II. bl. 242; Abcoude, Naamreg. van Ned. Boek, bl. 264; Arrenberg, Naaml. van Ned. Boek., bl. 190; Maurik en Noordbeek, Naamreg. van Godgel. Schrijv.