Doch deze krijgslieden, wier voorzigtigheid, volgens Reijd, in dezelfde mate verminderde als hun moed, door het gebruik van den aangebragten Spaanschen wijn vermeerderd was, begaven zich allen te gelijk en in wanorde uit de schepen en geraakten met hunne vijanden in een scherp gevecht, waarin 30 of 40 bleven, onder welke vaandrig Heijndrick van Lubick of Lubeck, Högelko's stiefzoon.
Zoodra deze uit Nijezijl de schermutseling zag vreesde hij het ergste, trad als een wanhopige uit de vesting naar Sedlnitzky, die met zijne 450 man en ruim 80 wagens op den weg reisvaardig stond en het gevecht koelbloedig aanschouwde, roepende: Trekt voort mannen! Trekt voort! Deze weigerde zulks, voorgevende geen de minste kennis van de sterkte des vijands te hebben, en indien hij tegen den overmagtigen vijand ongelukkig streed, Nijezijl in gevaar te brengen van ingenomen te worden.
Deze en andere voorwendsels vonden geen ingang bij Högelko, en toen deze eindelijk de zekerheid van de nederlaag en het sneuvelen van den hopman bekwam, barstte de verontwaardigde krijgsman in een vloed van woorden en verwijtingen los, schold Sedlnitzky voor een trouwelooze en lafhartige, die als schelm waardig was zijn kop te verliezen. Deze toon was voor Sedlnitsky onduldbaar en zijne zucht naar wraak en voldoening steeg ten top, toen hij, na de schans met schepen verlaten te hebben, te Leeuwarden terugkwam en zoowel bij de burgers als bij de gedeputeerden misnoegen bespeurde. Hierop klaagde hij Högelko bij den stadhouder aan en eischte voldoening van eer. De zaak werd op eene bijeenkomst te Dockum en te Kollum gehouden behandeld, waar men te vergeefsch pogingen tot verzoening aanwendde. Eindelijk werd er den 3 October 1590 te Leeuwarden eene sententie uitgesproken, waarbij verklaard werd, dat Sedlnitzky zijn pligt als een voorzigtig bevelhebber gedaan had, dat hij ten onregte gescholden was, en dat de gesneuvelden zich roekeloos in het gevaar hadden gestort. Högelko werd dus in het ongelijk gesteld, in een geldboete van f 1000 verwezen en in de kosten van het proces, dat op f 1200 begroot werd. Deze uitspraak verwekte bier verbazing, daar afkeuring, te meer wijl Högelko zelve voor zijne regters had betuigd, dat de gesprokene scheldwoorden hem door den drang der gevaarvolle omstandigheden gedreven, uit ongeduldigen ijver en eene natuurlijke ontroering over het sneuvelen van zijn zoon waren ontvallen. Högelko nam nu zijn afscheid, en ontving den 16 Januarij 1591 van den stadhouder een paspoort, waarin