Niet lang na de inlijving in Frankrijk werd Hofstede prefect van de monden van den IJssel, doch hij werd, dewijl men zijne staatkundige denkwijze mistrouwde, in zijne betrekking ontslagen en hij bleef buiten bewind tot aan de omwenteling, die ons volksbestaan herstelde. Onder de notabelen, die zich den 28 Maart 1814 te Amsterdam vereenigden, opgeroepen door den commissaris generaal van binnenlandsche zaken, om de ontworpene grondwet aan te nemen of te verwerpen, bevond zich ook Hofstede. Zijne werkzaamheden bleven niet bepaald bij deze bloote plegtigheid. Reeds den 17 dierzelfde maand was hij benoemd door den souvereinen vorst tot lid der commissie van twaalven, die met G.K. van Hogendorp, als eerst benoemd lid aan het hoofd, de omtrekken zou vaststellen voor de zamenstelling der provinciale staten.
Na den afloop dezer werkzaamheden, werd hij, bij besluit van den 6 April, tot voorzitter benoemd der commissie, welke den souvereinen vorst bepaaldelijk omtrent de zamenstelling der staten van Drenthe zou adviseren, terwijl hij krachtens hetzelfde besluit, zijne benoeming ontving als gouverneur van Drenthe.
Op zijn herhaald verzoek, in 1831 door Z.M., op de meest vereerende wijze ontslagen als gouverneur van Drenthe, legde hij, in het voorjaar van 1832, die betrekking neder en vertrok met der woon naar Groningen, waar hij den 14 April ontsliep. Hofstede was (sedert 1830) curator der Groninger hoogeschool, commandeur der orde van den Nederlandschen leeuw, correspondent der tweede klasse, Hollandsche letterkunde en geschiedenis, en natuurkunde bij het koninklijk instituut van wetenschappen; en directeur der Hollandsche maatschappij van wetenschappen. Zijn advies aan laatstgenoemde maatschappij, omtrent een antwoord over de Hunnebedden, draagt duidelijke blijken, dat die helderheid van inzigt, welke hem in het werkelijke leven geleidde, in het wetenschappelijke hem evenzeer boven het gewone zou verheven hebben.
Zie Stuart, Vad. Geschied., D. III. bl. 16; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Mr. P. Hofstede in zijn leven en werken; Konst- en Letterb. 1839, D. I. bl 407 volgg.; Drenthsche Volksalmanak voor 1839, 1840; Muller, Cat. van Portr.