trekking tot Socrates, tegen de heeren C. Nozeman en anderen verdedigt, ten nader bewijze, dat de voornaamste Heidenen uithoofde van derzelver deugdzaamheid, geen voorwerpen der Goddelijke barmhartigheid hebben kunnen zijn, Rott. 1769.
J.S. Zimmerman, de voortreffelijkheid van den Christelijken godsdienst vergeleken met de philosophie van Socrates, met eene voorrede en aanhangsel van P.H., Rott. 1770 8o.
Beoordeeling der nieuwe verklaring van Salomo's Hooglied door de schrijvers van de Nederlandsche Bibliotheek.
De waarheit en Godlijkheit der Evangelische verhalen, opgemaakt uit vergelijking van den val van Petrus met den dood van Judas, zoo als die beide gebeurtenissen in het N. Testament beschreven zijn, Rott. 1774 8o.
Brief aan J.J. le Sage ten Broek, over een nieuwe manier van zingen in de gemeente Rotterdam, te gelijk met de Psalmberijming ingevoerd, Rott. 1775 8o.
Oost-Indische Kerkzaken, zoo oude als nieuwe, meest alle uit oorspronkelijke en ongedrukte stukken bijeen verzameld, in orde gebragt en beredeneerd, Rott. 2 d. 8o.
Het leven van den prof. Gerhardus Johannes Nahuijs, Rott. 1782 8o.
Herderlijke brief aan de Rotterdamsche Gemeente, in zich bevattende de egte Gereformeerde leer van 's Heilands borgtogtlijk lijden, Rott. 1784 8o.
Apologie tegen de lasterende Nieuwspapieren en andere schriften van dezen tijd, benevens een noodwendig berigt aangaande zekere correspondentie met wijlen den heer Bareuth, Rott. 1785 8o.
Tweede Apologie, Rott. 1786 8o.
Hofstede wordt ook voor den schrijver van de Advokaat der Vaderlandsche Kerk gehouden, doch ten onregte.
Zie Ypey, Geschied. der Chr. Kerk in de 18de eeuw. D. I. a. bl. 53, D. III. bl. 169, 170, D. VII. bl. 24-43, 163-167, 444, 428 tot 430, 432, 434, 435-442; Ypey en Dermout, Geschied. der Ned. Herv. Kerk, D. III. bl. 621 verv., met de Aanteek. IV. bl. 106 verv.; Glasius, Geschied. der Ned. Herv. Chr. Kerk, na de Herv., D. II. bl. 250, 269, 293; Glasius, Godgel. Nederl., o.h.w.; A.F.E Jacobi, Der neuesten Religions Zustand in Holland, S. 73-80; Gelehrter Briefwechsel zwischen J.J. Reiske, M. Mendelsohn en G.E. Lessing, Th. I S. 321, 322; Adv der Vad. Kerk, Voorr. St I. bl 22, 23; Valsch en Kwaatäartigheid van de schrijvers der Ned Dibl. in de beoordeeling der gedichten van Burman, bl. 7; Habbema, Hist. verhaal nopens het gebeurde te Utrecht enz., bl. 55, 56; J. van Iperen, Geschied. der Psalmber., D II. bl. 453; Paauw, Verv. op Veeris Naaml. van Predik., bl. 99; Saxe, Onom. Liter., T. VIII. p. 329-331; Kist en Royaards, Kerk. Archief inzonderheid van Nederl., D. V. bl. 406, D. IX. bl. 497, 498; Maurits en Noordbeek, Naamr. van Godgel. Schrijv.;