[Jeremias Hoelzlin]
HOELZLIN (Jeremias) werd voor het einde der 16de eeuw te Neurenberg geboren, studeerde na zich te Augsburg in de voorbereidende wetenschappen geoefend te hebben, te Altorf. Een vlijtig beoefenaar en beminnaar der Grieksche taal las hij Aristotelis, Themistius, Alexander van Aphrodise, Simplicius, Ammonius, Plato, in het oorspronkelijke en de oude uitleggers dier schrijvers. Na acht jaren gestudeerd te hebben, werd hij meester in de kunsten en legde zich bijzonder op de godgeleerdheid en het Hebreeuwsch toe. Eenigen tijd was hij rector te Amberg in den Opper Paltz. De oorlog dwong hem vervolgens naar Bremen de vlugt te nemen, en na van al zijne goederen beroofd te zijn, bood hem de graaf van Bentheim het rectoraat van zijn collegie van Rhede aan. De plotselinge dood van dezen belette hem dit ambt te aanvaarden, doch hij werd rector te Ham. De verwoestingen, die de soldaten van den keizer van Duitschland in Westphalen aanrigtten, dwongen hem een schuilplaats in Holland te zoeken. Hij vestigde zich te Leyden en gaf er eene overzetting der Psalmen in het licht, die door Thysius zeer geprezen werd. Hij werd vervolgens rector te Middelburg en te Brielle en werd van daar in 1632 naar Leyden beroepen om den beroemden Gerardus Johannesz. Vossius te vervangen. Hij aanvaardde zijn ambt met eene redevoering de Linguae Graecae praestantia, Lugd. Bat. 1632 4o.
Hij overleed den 25 Januarij 1641. Antonius Thijsius hield eene lijkrede op hem.
Hij gaf in het licht:
Le Livre des Pseaumes nouvellement traduit en Allemand, omstreeks 1628 gedrukt.
Davidis reg. et prophet. Psalm. paraphras. epica nova Lugd. Bat. B. et A. Elsev. 1630. 8o.