Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Tweede stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 842]
| |
onder Berkringer in de wijsbegeerte, waar hij in 1658 opentlijk tot doctor werd bevorderd. Na eenige jaren vreemde academiën bezocht en ten minste vreemde landen doorreisd te hebben, werd hij in 1662 te Utrecht tot med. doctor bevorderd. Reeds in het volgende jaar werd hij tot hoogleeraar der genees- en vroedkunde aan het athenaeum te Steinfurth en tevens tot archiater of opperarts van het daar regerend vorstenhuis aangesteld. Wat hij hier gedurende zes jaren verrigtte, getuigde zoowel van zijne werkzaamheid als van zijne talenten. Immers, hoeveel tijd hij ook aan zijne overige werkzaamheden besteedde, zoo hield hij niet minder dan zes openlijke redevoeringen, die later in het licht kwamen. Ook bewerkte hij zijne later uitgegevene Physiologie en eene verhandeling over de zitplaats der ziel. Zijne vrienden deden in 1676, toen te Leiden eene medische katheder openkwam, te vergeefsche moeite hem daarop te brengen; doch in 1669 benoemden hem curatoren te Harderwijk tot gewoon hoogleeraar in de geneeskunde en tot buitengewoon in de wiskunde, in plaats van Cochius. Eerst na lange briefwisseling, besloot hij Steinfurth te verlaten en aanvaardde den 23 Januarij 1670, zijne bediening te Harderwijk met eene oratie De professionis medicae cum mathematicâ conjunctione (Hard. 1607 4o.) In weerwil van den zwaren arbeid die op hem rustte, bleef hem nog tijd over tot beoefening der godgeleerdheid en zedeleer. Veel had de vergelijkende ontleedkunde aan hem te danken, zoodat hij onder de voorloopers mag gerekend worden, die later een nieuw licht over deze wetenschap deden opgaan. Naauwelijks was hij in 1672 met het rectoraat bekleed, toen de Franschen kwamen en hij ijlings de vlugt nam. Waar hij zich vervolgens heeft gevestigd is onzeker, doch hij bleef, zonder naar Harderwijk terug te keeren, voor de wetenschap leven. Ook het jaar van zijn dood is onbekend, doch men gist dat hij tusschen zijn veertigste en vijftigste levensjaar, doch voor 1 Mei 1678 overleden is. Zijn afbeelding vindt men vóór de uitgaaf zijner Anatomia secundinae humanae repetitae van 1669. Hij schreef: Novus ductus salivalis Blasianus in lucem protractus, Traj., 1662. 12o. Manuductoria Epistola ad prudentiam politicam - Epistola de copia rerum verborumque inquirenda et conservanda - Epistola de formando indice rerum verborum et actorum, Ibid., 1662. 12o. Oratio de unione omnium scientiarum et disciplinarum, Steinfurti, 1643. 4o. Oratio de incompatibilitate, seu incongruentia servitutis | |
[pagina 843]
| |
cum Philosophia et Philosophi verimunere, Amst., 1668. 8o. Oratio de observato hodie circa medicinam abusu et inordinatione et de doctoribus promotis, proprio medicinae faciendae et consiliorum dandorum jure, Traj., 1668. 4o. Oratio funebris in obitum Illustr. D.D. Comitis Philippi Conradi Comitis Steinfurtensis etc., Traj. 1668. 4o. De sede animae, seu mentis humanae in corpore humano, Exercitatio bipartita, qua genuina conjunctionis humanae animae cum corpore humano ratio perspicue traditur, Arnh. 1668. 12o. Conradi Redekeri brevis discriptio initio Julii anni 1666, detecti saluberrimi Bilfeldiani fontis et usus ejusdem succinctis selectioribus sanatorum exemplis, Latinitate reddita et nonnullis animadversionibus aucta, Amstel, 1668. 8o. Anatomia secundinae humanae quindecim figuris aeneis ad vivum propria auctoris manu delineatis illustrata, cum annexo spicilegio Epistolarum rem potissimum generatoriam referentium, Traj. 1669, 1672. 8o. Oratio de nobilitate medicorum, qua praeter memoratam rem subjectam Prorectoratus conferendi solennia Steinfurtensia ostenduntur, Ibid., 1669. 4o. Oratio valedictoria de Academiarum, scholarumque communione et concordi comparatione, Steinfurti, 1669. 4o. Cognitio Physiologica medica, accuratissima et clarissima methodo tradita, qua humani corporis sanitas et quae eam significant, et imprimis probant, Hominis actiones omni numero absolutae, clare et distincte explicantur. Praefigitur ejusdem auctoris oratio de Medicorum nobilitate, Traj., 1670 en 1685. 4o. Bij deze laatste uitgaaf zijn gevoegd: Tabulae Synopticae hanc cognitionem medicam physiologicam distincte delineantes. Anatomia secundinae humanae repetita, aucta, roborata, et quadraginta quatuor figuris, propria auctoris manu deline atis, insuper illustrata, quae praeter novissime observatam naturam ac constitutionem universae secundinae illius, ac partium singularum usum quoque ac utilitatem docet. Praemittuntur literae D. Henrici Eyssonii cum auctoris responsionibus, Ibid., 1675. 8o. Anatomia secundinae vitulinae triginta octo figuris propria auctoris manu delineatis illustrata, quae praeter observatam naturam et constitutionem universae secundinae illius, ac partium singalarum usum quoque et utilitatem docet. Praemittuntur literae Thomae Bartholini cum auctoris ad eundem responsionibus. Traj. 1675, 8o. De door hem beloofde dissertatio de Medicinae imperfectione ejusque causis, ac de perficiendis modo ac mediis, is niet in het licht verschenen. | |
[pagina 844]
| |
Zie Merklin, Lindin. renovat., p. 835; Burman, Traj erud., p. 144 seqq; Cocceji, Opp., T. VIII. ep. 136; Anecd., T. II. epit. 374; Jöcher. o.h.w.; van Kampen. Geschied. der Lett. en Wetensch., D. II. bl. 63; Bouman, Geschied. der Geld Hoogesch., D. I. bl. 220, 328, D. II. bl. 606, 655; Cat. Bibl. à Roy, T. I. p. 343; Woordenb. der Zamenlev.; Aanhangs. op Nieuwenhuis, o.h.w.; Kobus en de Rivecourt, Biogr. Handwoordenb.; Poggendorff, Handwörterb zur Geschichte der exacten Wissenschaften, o.h.w.; Cat der Amst. Bibl., p. 191, 193, 194. |
|