[Jacob Hillebrands]
HILLEBRANDS (Jacob), burgemeester van Groningen, verliet in 1569, toen Karel Quarre, ridder en raad in het hof van Brabant, uit Friesland te Groningen was gekomen, met last van Alva, om de daders der kerkplundering op te zoeken en te straffen, goed en bloed en ging vrijwillig buiten 's lands in ballingschap.
Na de pacificatie van Gend kwam hij in het gevolg van den stadhouder George van Salms, naderhand bekend onder den naam van graaf van Rennenberg, stadhouder van Friesland, Groningen, Ommelanden en van het graafschap Drenthe, terug (den 22 van Wintermaand of den 7 van Hooimaand 1577). Hij sneuvelde in het oproer te Groningen, bij gelegenheid dat Rennenberg, op sterk aanraden zijner zuster, die stad trouweloos en verraderlijk voor den Koning zijn meester overmeesterde. Hij was een man van groot gezag, vroom en openhartig, op wien de onroomschen voornamelijk steunden. Men verhaalt, dat toen hij den 2 Maart 1580 bij den graaf at, hij dezen trouwhartig openbaarde dat er eenig vermoeden tegen hem bestond, en dat zijne genade iets kwaads in den zin zou hebben, waarop de graaf hem dit antwoord gaf: ‘o mijn vader, die ik voor mijn vader houde, zoudt gij zulke dingen van mij vermoeden, hebt daar geen vrees voor.’
Zie Bor, Ned. Hist., D. II. bl. 168; Dumbar, Anal., T. III. p. 204; Wagenaar, Vadert. Hist., D. VII., bl. 325; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 460; Groninger Volksalman. 1839, bl. 98; Arend, Vad. Geschied., D. VII bl. 306; Brucherus, Geschied. van de opkomst der Kerkherv. te Groningen, bl. 162, 204, 226.