brigade-generaal en verliet als luitenant-generaal in 1814 de Fransche dienst. Hij had den veldtogt van Rusland in 1812 medegemaakt en was gewond bij Krasuri en bij die gelegenheid gevangen genomen.
Na de omwenteling in Nederland teruggekeerd, werd hij in 1815 als generaal-majoor en kort daarna tot luitenant-generaal benoemd, nam verschillende hooge betrekkingen waar, als kommandant van het 2e groot militair kommando en later van de 1e divisie infanterie.
In 1830, na dat de opstand in België was uitgebroken, werd hij belast met het oppertoezigt over de algemeene volkswapening en later opperbevelhebber der troepen bij Nijmegen en Grave. Als bevelhebber der reserve brigade, nam hij deel aan den tiendaagschen veldtogt.
Met den rang van generaal der infanterie werd hij in 1838 gepensioneerd en overleed op den huize Brinkgreve bij Deventer den 16 November 1849.
Hij was ridder van het legioen van eer, ridder der Militaire Willemsorde, (1816), kommandeur van die orde, (1831), en van den Nederlandschen Leeuw.
Partic. Berigt.