heerlijkheid van Altena tot zijn erfdeel bekwam. Gedurende het leven van Boudewijns vader (839) verwoestten de Noormannen en Deenen de stad en het slot van Heusden. Hij overleed in 857. De moeder van Boudewijn was Ada, dochter van den graaf van Cuik. Boudewijn was ‘een vroom en wijs jongeling.’ Tot meerdere jaren gekomen, reisde hij met Heinaldo, graaf van Angiens, naar Frankrijk en vervolgens naar Engeland, waar hij koning Admond, Eadmond, Edmond ook Edericus genoemd, diende. Sophia, de dochter van dezen vorst, ontvonkte in liefde tot hem en beiden vertrokken, gevolgd door een dienaar en dienares, van het hof en kwamen te Vlissingen, vervolgens te Zutphen en, toen Robbert gestorven was, te Heusden. Lang bleef zij hier verborgen eer de koning eenig narigt van haar verblijf bekwam. Eindelijk werd zij door een Engelsch koopman ontdekt. De koning, van haar verblijf verwittigd, zond een edelman derwaarts, die haar op het huis vond, bezig met spinnen van purperen zijde op een rood wiel. Na onderzoek te hebben gedaan naar haren toestand, kinderen enz., ontbood de koning zijn zoon en dochter met hunne kinderen naar Engeland, ontving ze met blijdschap en begiftigde ze rijkelijk. Volgens een ander verhaal vertrokken slechts Boudewijns beide zonen, Edmond en Robbert, bij het leven hunner moeder, naar Engeland, hield de koning den oudsten bij zich en zond den jongsten naar zijne moeder terug en ‘gaf hem een wapene grootelijken begaeft, te voeren uyt conincklyken authoriteyt, een schilt van goude met een root raderken, en daer op eenen helm van goude en daer boven een kroon van lasuer, en tusschen de kroon twee
lange ezelsooren en daer tusschen een root rat.’
Boudewijn stierf in het jaar 870 en zijne vrouw Sophia in 890 en werden in de kerk van Oud-Heusden begraven.
Zie Wilhelm Malmesburiens., Lib. II, de gestis Reg.; Angl; Chron. Saxon. ad annum 1370; Joh. à Leydis, Orig. et reb gest.; D D. Brederode bij Matthaei Anal. Vet. et Med. aevi, T. I, p. 614; Oudenhoven, Beschr. v. Heusden, bl. 34, 35, 42, 46; Devisie, Kronijk; Pontanus, Hist. Gelr.; P. Heuterus, Geneal. Praecip. Alequot. e Gallia Francica ac Belgica Famil., p. 54; van Leeuwen, Bat. Ill., p. 983; Kok, Vad. Woordenb., D. XX, bl. 588; Bolhuis, De Noormannen in Nederland, bl. 113.