groot verlies binnen kwam. Dordrecht en al het overige, dat de keizer den graaf had afhandig gemaakt, werd thans door dezen met geringe moeite overmeesterd. Hij stierf in zijn 39ste jaar (5 October 1056) te Botfeld in den Hartz, werwaarts hij zich begeven had om te jagen.
Zie Becker, Algem. Geschied., D. IV. bl. 153; Weber, Weltgeschichte, Th. I. S. 325; Heda, Hist. Epp. Ultraject., p. 120, 121; Anselmus in Wazone. Cap. CVII; Gesta Episc. Leod., Cap. LXIII apud Mart. & Durand, Veter. Monum, T. IV. p. 903; Magn. chron. Belg., p. 114; Lamb. Schafnaburg., ad annum 1047; Chronic. Herveld ad annum 1047; Struvius. Hist. Germ. in Henrico IV, § II. p. 358, Ed. Schardii, T. I.; Hermannus Contract. ad annum 1047; Joh. de Beka, Chron. Ultraj., p. 28; Kluit, Hist. Crit. Comit. Holl. & Zeel., T. I. P. I. p. 48, Wagenaar, Vaderl. Hist., D.H. bl. 154, 157, 158, 167; Kok; Vad. Woordenb., o.h.w.; v.d. Chijs, de Munten der Bisschoppen enz. van Utrecht, bl. 21-24.