Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 507]
| |
af, geboren is. Volgens van Spaen zou hij een afstammeling zijn van het geslacht der heeren van Hellu in Gelderland, doch zulks is zeer te betwijfelen. Volgens Butkens was hij ridder der Teutonische orde en kommandeur van Beckevort. Hij beschreef in twee boeken (9966 regels lang) in het jaar 1288 den slag bij Woerone of Woeringen, een klein steedje bij Keulen, die Reinout, grave van Gelderland, won. Hij zelf was als aanschouwer bij den slag tegenwoordig, en beschrijft wat hij gezien heeft. Als dichter heeft Helu eenige verdiensten, schoon hij niet met Willem van Brittanje (Guillaume le Breton) en Wolfram van Eschenbach kan vergeleken worden. Er bestaan vele afschriften van dat werk, doch van latere dagteekening: alleen dat van van Wijn, op parkement, groot 282 bladzijden in kl. fol., is uit het begin der XVde eeuw. De commissie door den koning belast met de uitgave van onderscheidene handschriften betrekkelijk de vaderlandsche geschiedenis, droeg de uitgave van Jan van Helu aan den heer J.F. Willems te Antwerpen op, en in 1836 verscheen dezelve te Brussel met den titel van Rijmkronyk van Jan van Heelu, betreffende den slag van Woeringhen van het jaar 1288, uitgegeven met ophelderingen en aanteekeningen van J.F. Willems in 4o. Later verscheen: Letter- en Geschiedkundige Aanteekeningen op de Rijm-Kronijk van J. van Heelu, nagelaten door H. van Wijn, uitgegeven door Jonckbloet en Kroon, 's Grav. 1840, in 4o. Over Jan van Heelu en zijn Gedicht: De slag bij Woeringen; eene voorlezing door Mr. Carbasius C.Z. in Nieuwe Werken van de Maatsch. der Ned. Letterk., D. III. St. II. Toevoegsel tot het geschiedkundig gedeelte van de voorlezing door wijlen den heer N. Carbasius C.Z. over Jan van Heelu en zijn Gedicht de slag van Woeringen, door J. Smits Sn. te Dordrecht. In de bovengemelde werken. Dit werk werd door een onbekende (Foppens houdt er Frans van Donghelberge voor) in het Latijn vertaald en door de zorg van Erycius Puteanus uitgegeven met dezen titel: Proelium Woeringarum Joannes I Lotharingiae, Brabantiae ducis et S. Imp. Marchionis, quo memorabili partâ victoriâ anno Dei 1288, die V Juny, ducatus Limburgi ad Brabantiam accessio aeternum mansit obfirmata, Bruxellae apud Godefridum Schoevartium, anno 1641. in fol. Kort daarop verscheen eene andere verkorte uitgaaf der | |
[pagina 508]
| |
Chronyk van Heelu, in Vlaamsch proza, met dezen titel: Den strijt ende slach van Woeringen, ghelijck dien waerachtichlijck is gheschiet tot grooter eeren van den lande van Brabant, ende vast vercrijgh van den hertochdomme van Limborch, door hertoghe Jan van Brabant, den eersten van dien name, op den 5 Junij anno 1288. Tot vermaeck van alle oprechte liefhebbers van het Vader-landt. Eerst in druck uyt-ghegheven door G(ovaerdt) S(choevaerdts). Tot Brussel, bij Govaerdt Schoevaerdts, op de Kesemerkt in den Schryf-boek, anno 1646. 72 bladz. in 4o. In den Catalogus der bibliotheek van P. van Musschenbroek (1826. p. 38, 4o. No. 511) komt een exemplaar met deze aanteekening voor: ‘Deze overbrenging is den HH. van Wijn, Huydecoper en Lelyveld geheel onbekend, en zoo veel men weet is er geen tweede exemplaar van aanwezig.’ In het midden der vorige eeuw verscheen een nieuwe uitgaaf van het werk van Schoevaerdts bij J.P.G. Michel te Leuven, 159 bladz. in 8o., met den titel: Proelium Woeringarum, ofte strijdt ende slach van Woeringen, tusschen Jan den I, hertogh van Lothrijk en Brabant ende marckgraef des H. Rijcks en Walerand, hertogh van Limborch, ofte de victorie behaelt den V Junij 1288, door de welcke dit laesten hertogdom voor altijdt aen het eersten is gevoeght gebleven. Eerst in oud Nederduyts berijmt door Broeder Jan van Heelu, geseyt van Leeuwe, daer naer in 't Latijn gedicht 1641 door den seer edelen heere Hendrick Carel van Dongelberge, raedsheer in den souverijnen raede van Brabant, baron van Reves enz. ende ten laetsten in Nederduyts proza uijt-gegeven bij den voorschreven heer ten jaere 1646, ende nu oversien door J.M.V.L.G.D., S.D.S.L. (Joannes Michael van Langendonck, Secretaris der Stad Loven.)
Zie de Introduction vóór de uitgave van Willems, Valerius Andreas, Bibliotheca Belgica, p. 513; Foppens, Bibl. Belg., p. 655; Paquot, Mém. pour servir à l'histoire littér. des Pays-Bas, T. III. p. 198; Butkens, Trophées du Brabant, T. I. p. 321; Supplément, T. I. p. 146; van Wijn, Avondstonden, D. I. bl. 285; Lelyveld op Huydecoper's Proeve van Ned. Taal- en Dichtk., D. I. 507; Mirabeau, Aux Bataves, sur le Stadhoudérat, édit. de 1788, notes, p. 7; Saxius, Onom. litter., T. VII. p. 353; de Rustenberg, Mémoires de du Clerq, D. I. bl. 135; J. de Vries, Geschied. der Nederl. Dichtk., D. I. bl. 10; Laserne Santander, Mémoire historique sur la bibliothèque de Bourgogne, p. 147; Ypey, Geschied. der Nederl. tale, bl. 342, J.F. Willems, Verhand. over de Ned. Taal- en Dichtk., D. I. bl. 164; Witsen Geysbeek, Biogr. en Anthol. Woordenb., D. III. bl. 156; Siegenbeek, Geschied. der Nederl. Letterk., bl. 7; van Kampen, Geschied. der Letter, in de Nederl., D. I. bl. 12; N. Carbasius, | |
[pagina 509]
| |
t.a.p.; C.J. Kremer, Akademische Beiträge zur Gülik- und Bergischen Geschichte, Manheim, 1781, in 4o., p. 79; Hoffmann Fallerslebensis, Horae Belgicae, T. I. p. 77; de Wind, Bibl. der Geschied., bl. 88; Konst- en Letterbode, 1829. No. 39; Berigt voor de Biblioth. Willemsiana; Bibl. Willems, T. II. p. 157. |
|