De blixem, die het beelt van 's aardryx dwingelant
Lest sloeg de kroon van 't hoofd, de scepter uit de hand,
Voorspelde dezen Hein, den zeeschrik van Delfshaven,
Die 't al verovert, wat West-Indië kan graven.
't Vereenigt Neêrlant vrees voortaan voor geen belegh:
Filippus leit in zwijm, en heeft den doodsteek wech.
Aan Piet Hein wordt de uitvinding toegeschreven van het koperen der schepen.
Zie Leven en daden der doorlughtige Zeeheld., (Amst. 1683) bl. 481-511; van Bleyswijck, Beschrijv. van Delft, bl. 178, met af beelding der graftombe, 802-808; van der Capellen, Gedenkschriften, D I. bl. 305, 366, 478, 488-490, 492, 499, 507, 511; Timareten; Verz. van Gedenksch., D. I. bl. 22-26; Wagenaar, Vad. Hist., D. X. bl. 483, D. XI. bl. 12, 68, 111; van Wijn, Bijv. op de Vaderl. Hist., het register op Hein; Kok, Vaderl. Woordenb., Levensbeschr. van voorn. Mannen en Vrouwen, D. I. bl. 173-184; Bussingh, Tweede eeuwget. van de Herv. Godsd. te Delfshaven, bl. 72, Bijl. bl. 11-14; Scheltema, Geschied. en Letterk. Mengelw. D. I. St. 3. bl. 145-158; van Kampen, Vaderl. karakterk., D. II. St. I. bl. 137-140; Collot d'Escury, Holl. Roem, D. II. bl. 73, 103, Aant., bl. 203-207, D. VI. St. I. bl. 420; de Jonge, Geschied. van het Nederl. Zeewez, D. I. bl. 317, 323, 355-359; Engelberts Gerrits, Gedenkst. van Neêrl. Held. ter Zee, D. I. bl. 264-270, 285-293, 301-305, 307-312; Muller, Cat. van Portrett.; de Navorscher, D. IV. bl. 294, D. V. bl. 166, 170, 234, D. VI. bl. 20, 44, 45, 79, 112, 241, 313.