aangesteld en belast met het opzigt over de werf en havens, rigtte hij, ofschoon met groote moeite, een korps vrijwilligers op, waarmede hij zich gereed maakte de Buitensluis te vermeesteren, welke onderneming door de ingezetenen zelven gelukkig volvoerd werd. Voorts leende hij zich tot onderscheidene gevaarlijke verkenningen, zoo te Vlaardingen als te Brielle, in welke laatste plaats hij in hechtenis genomen, doch weder ontslagen werd, en eindelijk tot het maken der noodige toebereidselen ter verdediging van Brielle en Hellevoetsluis bij eenen mogelijken aanval. Meerdere bijzonderheden zijn ons van hem niet bekend. Hij was ridder der orde van de Unie.
Zie Konijneuburg, Nation. Gedenkb. enz. bl. 216; Nadere bijv. en verb. tot dit werk, bl. 28, 29; Gedenkschr. van de Koninkl. orde der Unie, bl. 42.