opoffering van tijd, rust en genoegen heeft medegewerkt, om geslagen wonden te heelen en rampen te leenigen. Zooveel ijver en vaderlandsliefde bleven niet onopgemerkt, maar zijn nooit beloond.
Van Harderwijk overleed den 27sten December 1858 en was gehuwd met Carolina Jacoba Schoor, die hem drie dochters en drie zonen schonk, van welke de middelste de voortzetter van dit woordenboek is. Zijne afbeelding, naar de schilderij van W.H. Schmidt, ziet het licht vóór den Nederlandsche Muzen-Almanak voor 1840. De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden erkende zijne verdiensten als letterkundige en dichter, door hem in 1836 haar lidmaatschap aan te bieden. Die verdiensten zijn ook op te maken uit de door hem in druk gegevene werken, waarvan wij hier eene opgave laten volgen, zonder gewag te maken van de talrijke hier en daar verspreide en ook onuitgegevene stukken, zoowel in proza als in poëzij:
Lofdicht op Jan van Eijk. In 1822 bekroond met zilver door de Koninklijke Maatschappij van Taal- en Letterkunde te Brugge, en in bare werken opgenomen.
Lofdicht op de Noordelijke en Zuidelijke Volkplantingen van Frederiksoord. Met goud bekroond, in 1823, door dezelfde Maatschappij, en mede in hare werken opgenomen.
Korte schets van de beroemdste daden onzer voorvaderen en van de bijzonderste gebeurtenissen der Nederlanden, ten einde de vaderlandsliefde bij alle standen, en voornamelijk bij de jeugd, op te wekken en te versterken. In 1823 met goud bekroond door dezelfde Maatschappij en in hare werken opgenomen.
Proeve eener lofrede op Hieronymus van Alphen; in derde Mnemosyne, 1829, D. I. bl. 125-198.
Gedichten, Rott. 1836. 8o.
(Met J.A. Bakker en G. van Reyn) Euthymia, Bijdragen uit het gebied der zede- en letterkunde, Rott. 1837. 8o. 2 stukk.
Het Menschelijk Leven, in vier zangen, Amst. 1837. 8o. (Overdruk uit de Vaderl. Letteroef. van dat jaar).
Lijkrede bij den dood van Neêrlands Koningin, Z.M. den Koning en Hoogstdesz. aanverwanten, met vaderl. deelneming toegeëigend. (Rott. 12 Oct. 1837). 8o. Niet in den handel.
De Lof der Schilderkunst, Cantate, Rott. 1838. 8o.
Gedachtenis-offer aan J.C. Schotel, Zeeschilder, Rott. 1839. 8o.
Leerrijke keur uit Benjamin Franklin's Zedekundige Schriften. Met goud bekroond door de Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen en door haar uitgegeven. Amst. 1843. 8o.