hoogleeraar van Lennep, de toenmalige bezitter van het huis te Manpad, deze heugelijke gebeurtenis, door de oprigting van een gedenkteeken, waarvan wij in dit werk vroeger eene beschrijving gegeven hebben. De wensch, door zoo velen vóór ons geuit, dat namelijk de verdere lotgevallen en bedrijven van den edelen Witte van Haemstede nader mogten aan het licht gebragt worden, is nog niet vervuld. Op eenmaal verdwijnt de naam van Hollands verlosser uit de jaarboeken der geschiedenis. In 1313 werd hij door graaf Willem van Henegouwen in het bezit zijner te voren verkregen goederen bevestigd, en dit is de laatste maal dat zijn naam genoemd wordt.
Het sterfjaar van den edelen held is nog moeijelijker dan zijne geboorteplaats te bepalen. Hij moet echter in 1321 reeds overleden zijn, daar zijne vrouw toen als weduwe voorkomt. Haar naam is tot dusverre onbekend, en alleen weten wij, dat haar doopnaam Agnes was. Bij gissing heeft men later beweerd dat haar naam van der Sluyse was, doch ofschoon die gissing veel waarschijnlijks heeft, is zij echter nog niet algemeen voor waarheid aangenomen.
Witte van Haemstede liet drie zonen na, 1e. Frederik, in 1341 baanderheer geworden; 2e. Guy, die in 1345 met graaf Willem IV bij Staveren sneuvelde en gehuwd was met eene dochter uit het geslacht van Montigny, waarbij hij won een zoon, Floris, ridder, heer van Haemstede, Montigny en Bergen, die in den scheepstrijd op de Maas in 1351 sneuvelde en gehuwd was met Catharina van Borssele; en 3e. Jan, die in 1323 den togt naar Vlaanderen, onder graaf Willem III bijwoonde en die in 1348 overleed.
Zie, behalve de meeste Nederlandsche geschiedschrijvers over den grafelijken tijd, in het bijzonder van Leeuwen, Bat. Illustr. bl. 972; Balen, Beschrijv. van Dord. bl. 719, 724, 725, 729, 730; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XIX. bl. 12-14; Levensbeschrijv. der Ned. vorsten, helden enz. D. I. bl. 165; Hoogstraten, Woordenb. D. V. St. 2. bl. 2; (Loosjes), Characterk. der Vad. Geschied. D. I. bl. 354-357; Siegenbeek, Geschied. der burgerwapen. in Nederl. bl. 6-11; van Kampen, Vaderl. Karakterk. D. I. bl. 139-142; Algem. Konsten Letterb. 1825. D. II. bl. 354, 371, 1826, D. I. bl. 244, 276, 292, 308; Bosscha, Neêrl. Held. te land, D. I. bl. 81-85; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. D. II. St. I. bl. 339 noot 7, 365, 399, St. II. bl. 12-21; dit Woordenb. D. II. bl. 1404; De Navorscher, D. VII. bl. 358, D. VIII. bl. 96, D. IX. bl. 186; van Lennep, Nederl. Legenden, bl. 63-69.