van Ulrich, Graaf van Oost-Friesland; hij verwekte bij haar drie kinderen. Na zijnen dood werd zij door de Groningers met geweld uit haren burg te Zuidbroek verdreven, en het blijkt niet dat zij immer weder in het bezit daarvan is geraakt.
Zie Schotanus, Friesche Hist. bl. 305, 307; Sjoerds, Jaarb. van Friesl. D. V. bl. 180, 195, 212, 214, 234, 259; Westendorp, Jaarb. voor de prov. Gron. D. II. bl. 440, 449, 453, 470, 483, 489, 492, 495, 497, 500, 502, 506, 546, 561; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 378-380; Arend, Algem. geschied. des Vaderl. D. II. St. III. bl. 190, 194, 198, 201, 211.