ring van zaken jammerlijk door hem verloochend. Bij de omwenteling van 1795 legde hij, den 28sten Januarij, zijnen post in de schoot der burgerij neder, doch onmiddellijk daarop werd hij door de Representanten op nieuw aangesteld. Kort daarna beschuldigd van het doen drukken eens lasterschrifts tegen verscheidene burgers, die daarin kennelijk aangeduid waren, werd hem op order van de Societeit te Westzaandam huisarrest opgelegd, en eene Fransche wacht in, en eene burgerwacht vóór zijne woning gesteld. Later werd dit arrest door de Municipaliteit der Baune onwettig verklaard en Göbel weder in vrijheid gesteld.
Toen in 1806 Koning Lodewijk Napoleon zijne intrede te 's Hage gedaan had, werd van de Zaan mede eene deputatie derwaarts gezonden. Göbel deed bij die gelegenheid eene aanspraak, even als later toen Keizer Napoleon in 1811 de Zaanlanden met een bezoek vereerde. Hij werd door dezen tot Maire benoemd en met het Legioen van eer begiftigd.
Zijne Franschgezindheid berokkende hem den haat van het volk, die kenbaar werd bij de eerste loting voor de Nationale Militie, die te Westzaan zou plaats hebben. Göbel trachtte daarbij eene aanspraak te doen, maar hij kon geen gehoor krijgen. Toen sommigen eene poging tot het bedaren der gemoederen waagden, ging er een algemeene kreet op, dat men wilde loten en bedaard zijn, indien de Maire Göbel de kerk verliet. Bij het noemen van zijn naam getuigden de vervloekingen en verwenschingen die men tegen hem uitstiet, hoe bitter men tegen den Maire gestemd was, en toen hij gehoor gaf aan den volkstem en de kerk verliet, zonden de jongens van buiten hem eene menigte scheldwoorden en eenige sneeuwballen achterna. Hij nam den volgenden dag zijn ontslag, en de orde was hersteld. Meerdere bijzonderheden zijn ons van hem niet bekend.
Zie Honig, Geschied. der Zaanland. D. II. bl. 217, 219, 246, 255, 283, 293, 309, 339, 350, 353, 354, Aant. bl. 26.