nen. Hierop vlugtte hij naar Emden, waar hij, door aanbeveling van Joannes à Lasco, tot onderwijzer der kinderen van Gravin Anna van Oost-Friesland werd aangesteld. Eindelijk vestigde hij zich te Norden, werd er Burgemeester en overleed er den 29sten September 1568. Hij schreef:
Joh. Pistorii Woerdensis, ob evangelicae veritatis assertionem, apud Hollandos primi omnium exusti, martyrium, Straatsb. 1529.
Eene nieuwe uitgave, naar het oorspronkelijke handschrift bewerkt door Jacobus Revius, zag te Leiden in 1649 het licht. Eene vertaling van deze kwam uit onder den titel van:
De eerste Hollandsche martelaer, ofte historie van Jan de Backer. In 't Nederduitsch vertaeld door Mr. Jac. Verwey, Leid. 1652. 12:2de druk ald. 1657. 8o.
Een troost ende spiegel der siecken ende derghenen, die in lijden sijn, in 1531 buiten weten van Gnapheus uitgegeven; in 1547 bezorgde hij zelf eene nieuwe uitgave onder den titel: Tobias ende Lazarus, oft tzamensprekinge alle crancken enz. troostelick te lesen, 1577.
Eloquentiae Triumphus, Colon. 1551. 4o.
Acolastus, Colon. et. Antv. 1560. 8o.
Misobarbarus.
Hypocrisis, Heidelb. 1615. 8o.
Door de drie laatstgenoemden deed hij zich als niet onverdienstelijk Tooneelspeldichter kennen. Ook gaf hij met Cornelis Hoen en Johannes Rode eene nieuwe Hollandsche vertaling van het Nieuwe Testament, die in 1523 te Amsterdam in 8o het licht zag.
Zie Harkenrohtii, Vitae Gnaphaei descriptio in Bibl. Brem. Cl. VIII. fasc. I. p. III, 112; Sweertius, Ath. Belg. p. 307; Foppens, Bibl. Belg. p. 402; Paauw, Europa's Lutherdom, bl. 312, 313, 342; Saxe, Onom. Liter. T. III. p. 112, 597; Ypeij en Dermout, Geschied. der Ned. Herv. Kerk. D. I. bl. 104, Aant. bl. 40, Woordenb. der Zamenlev. op Gnaphaeus; Biograph. univ. T. VII. p. 354; Muller, Bibl. van Godgel. Werk. Suppl. bl. 72. Nijhoff, Livr. anc. et modern. No. I. p. 7; H. Roodhuyzen, Het leven van G. Gnapheus, een der eerste hervormers in Nederl. (Amst. 1858.)