22sten Februarij 1630 deze betrekking en nam haar gedurende zeven jaren met ijver en lof waar, totdat hij den 28sten Mei 1636 den leerstoel van Metius in de wiskunde ging vervullen. Als zoodanig was hij met roem werkzaam tot aan zijnen dood, die den 27sten Januarij 1657 te Franeker plaats had. Arnold Verhel hield op hem eene lijkrede Zijn stoffelijk overschot rust in de St. Martini kerk te Franeker, waar men hem ter eere een Hollandsch grafschrift stelde. Zijne zinspreuk was: Ne facias aliis, fieri quod tu tibi nolis. (Doet aan anderen niet, hetgeen gij niet wilt dat anderen u doen.) Hij was gehuwd met Ebel Hinckena van Hinckenborch, eene zuster van de moeder van den vermaarden Menno van Coehoorn, die den 21sten December 1670 in den ouderdom van 65 jaren overleed en in het graf van haren echtgenoot werd begraven. Zij schonk hem vier kinderen, als 1 Sethus, eerst predikant te Wier, daarna te Ried in Friesland; 2 Franciscus, regtsgeleerde, Burgemeester van Franeker en meermalen afgevaardigde ter vergadering der Staten van Friesland; 3 Froukje, gehuwd eerst aan Bloemersma, Secretaris der stad Dokkum, en naderhand aan den beroemden Balthazar Bekker, en 4 Bernardus, die volgt.
Bernardus Fullenius was na Metius de stichter dier wiskundige school, waaruit zoo vele uitmuntende mannen zijn voortgekomen. Hij was niet alleen de leermeester van den vermaarden Generaal van Coehoorn, maar ook van Abraham Gravius of de Grave, die reeds op jeugdigen leeftijd groote vermaardheden bezat en die wij later zullen behandelen. Fullenius maakte zich echter door weinig geschriften bekend. Wij bezitten van hem slechts eene:
Oratio funebris in obitum Georgii Pasoris, Fran. 1638. 4o.
En hebben eene uitgave aan hem te danken van Joannis Drusii Commentaria ad librum Coheleth, Salomonis et Jobi, met voorredenen van hem. Men vindt die in het eerste deel van de Biblia critica.
Zijn geschilderd portret is op het stadbuis te Franeker.
Zie Vriemoet, Athen. Frisiac. p. 254-256; Paquot, Memoires, T. II. p. 308; Collot d'Escury, Holl. Roem, D. VI. St. I. bl. 63, 64; Ekama, Orat. de Frisia ingen. Mathem. inprim. fertili, p. 24; Mr. A. Telting in Friesch Jaerboeckjen, 1835, bl. 1-xv; Friesche Volks-Almanak, 1840, bl. 105, 106; de vrije Fries D. VIII. bl. 73.