Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 6
(1859)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 262]
| |
Justus Lipsius, een der grootste geesten, die de Nederlanden hebben voortgebragt. Reeds in zijne jeugd bezat hij eene geleerdheid, die anderen in hunnen ouderdom soms niet bereiken. Zoowel in de Grieksche als in de Latijnsche letteren was hij ervaren. Met lof hanteerde hij de Latijnsche lier, en hij werd door de beroemdste mannen om zijn verstand geprezen en betreurd, toen hij, pas vijf- en twintig jaren oud, aan de wetenschappen door den dood ontrukt werd. Dit geschiedde te Parijs, werwaarts hij zich met eenige jengdige geleerde Nederlanders, waaronder Jan van der Does, begeven had. Met hen zich in de kaatsbaan te veel verhit hebbende, dronk hij te spoedig koud water, tengevolge waarvan hij in 1566 overleed. De vermaarde Victor Giselinus vervaardigde hem ter eere een Latijnsch grafschrift. Na zijn dood gaf Johan van der Does van hem uit: Lucae Fruterii Brugensis, librorum, qui recuperari potuerunt, reliquiae: inter quos Verisimilium libri duo et versus miscelli, Antv. et Lugd. Bat. 1584. 8o. Bij dit werkje is gevoegd Julii Severiani Prisci Scriptoris Syntomata rhetorices, hetwelk Dousa, blijkens de opdragt aan Marins Lausinus, van Fruterius in handschrift gevonden had. In de Opera Jani Gruteri (T. V. p. 339-408) komt van Fruterius voor een Liber III conjectaneorum Verisimilium, terwijl in de Epistolue Mureti en in de Epistolae Clarorum virorum, door S. A. Gabbema uitgegeven, ook brieven van Fruterius te vinden zijn. Van hem zijn Latijnsche gedichten geplaatst in de Deliciae Poetarum Belgicorum T. II. p. 421 en vervolgens.
Zie Sweertius, Athen. Belg. p. 517, 518; Foppens, Bibl. Belg. p. 823; Hoogstraten, Woordenb.; Luiseius, Woordenb.; Saxe, Onom. Liter. T. III. p. 389, 390; Kok, Vaderl. Woordenb.; Hoeufft, Parnas. Latin. Bely. p. 64; Poorlkamp, De Poët. Latin. Nederl. p. 75, 76; Siegenbeek, Laudat. Jani Donzae, p. 53-56; Collot d'Escury, Holl. Roem, D. IV. St. I. bl. 147. |
|