time tradatur (Traject. ad Rhen. 1829. 4o). De betrekking van Hoogleeraar aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht nam hij waar tot den 1sten April 1851. Bij een veelomvattende praktijk als geneesheer, was hij lid en secretaris der commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt in de provincie Utrecht, voorzitter der plaatselijke commissie van geneeskundig toevoorzigt in de stad Utrecht, hoofdbestuurder der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmacie. Aan het departement der Maatschappij te Utrecht schonk hij het Pharmacognostisch kabinet zijns vaders, tot een aandenken aan dezen. Hij werd den 26sten October 1851 tot buitengewoon lid der Koninklijke Akademie van Wetenschappen benoemd en in 1853 tot Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Eene beroerte maakte binnen weinige uren, den 7den September 1855, een einde aan zijne werkzame loopbaan. Hij was gehuwd te Utrecht, den 4den Januarij 1821, met Maria Kops, dochter van Jan Kops, Hoogleeraar bij
de Faculteit der wis- en natuurkunde aldaar, en van Catharina Daams. Er bestaat eene lithographie van P.W. van de Weijer, naar Neuman, in fol. voorstellende zijn borstbeeld regts in toga enz. in een rand, waaronder het facsimilé zijner naamteekening.
Hij schreef:
Specimen Zoölogicum sistens observationes praesertim osteologicas de Casuario Novae Hollandiae, Traj. ad Rhen. 1819. 8o. cum fig.
Verslag van het werktuig door Romershausen uitgevonden om door middel van drukking der lucht, extracten, tincturen en infusien te bereiden. In den Algem. Konst. en Letterb. 1820. D. I. bl. 130.
Scheikundige ontleding van het gas, verkregen uit twee runderen, welke aan opgeblazenheid leden. In het Vee-Artsenijkundig Magazijn door A. Numan, 1828. D. I. St. II. bl. 300.
Archief voor den Aziatischen braakloop en al wat daartoe betrekking heeft, in de stad en provincie Utrecht enz. en onder medewerking van anderen, Utr. 1832-1834. 8o. 3 stukken.
Verhandeling over het zuiveren van besmette goederen, vooral door hooge temperatuur, benevens beschrijving van den toestel hiertoe gebruikt, tijdens het heerschen der Cholera te Utrecht, Utr. 1833. 8o.
Over de vervaardiging van nieuw zilver. In het Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid door van der Boon Mesch enz. 1839. D. V. bl. 512.
Het leven en de werkzaamheden van J. Bleuland. In de Algem. Konst. en Letterb. 1839. D. II. bl. 418, 435, 450.
Oratio inauguralis de Jano Kopsio, ejusque in patriam meritis, Traj. ad Rhen. 1849. 8o.
Herinneringen aan het leven en de werkzaamheden van Jan Kops. In den Utrechtschen Studenten Almanak, 1850.