school beroepen, en hij aanvaardde dien post op den 25sten October van dat jaar, terwijl zijne inwijdings-redevoering, de Belgarum meritis in oeconomia corporis humani extricanda, als naar gewoonte aan die Hoogeschool, geschiedde op den 5den Junij van het volgende jaar. Bij die gelegenheid, even als meermalen later bij onderscheidene gelegenheden, bleek niet alleen zijne buitengewone geleerdheid, maar ook zijne groote welsprekendheid, waardoor hij aller ooren tot aandacht, en aller gemoederen tot toestemming dwong.
In 1783 tot Hoogleeraar der geregtelijke geneeskunde aangesteld, werd hij in 1791, bij het vertrek van zijnen ambtgenoot van Geuns naar Utrecht, in diens plaats tot Professor primarius der geneeskunde en Archiater van Gelderland aangesteld. Ter zelfder tijd verwisselde hij de vroeger door hem onderwezene ontleed- en heelkunde met de praktijk- en ziektekunde, terwijl hij de geregtelijke geneeskunde voor zich behield, doch vijf jaren later ook van het onderwijs der vroedkunde, in het belang der Hoogeschool, afstand deed.
Gedurende het derde eener eeuw was Forsten onafgebroken tot heil der Geldersche Hoogeschool werkzaam, en was hij bij voortduring haren roem en steun bij velerlei gelegenheden. Zijne verdiensten werden zoo binnen- als buitenslands erkend, door de aanbieding van het lidmaatschap van onderscheidene geleerde genootschappen. Hij smaakte het genoegen een tal van voortreffelijke leerlingen voort te brengen, die later in onderscheidene plaatsen met lof de geneeskunde hebben uitgeoefend. Hij zelf paarde als geneesheer, bij ongemeene kunde en geleerdheid, een helder hoofd, vlugheid van geest, en eenen eigenaardigen tact, die hem in zijne praktijk allergelukkigst deed slagen. Groot was daarom het verlies dat de Hoogeschool, de wetenschap en de lijdende menschheid leed, toen hij, geroepen tot Voorzitter der geneeskundige commissie te Arnhem, aldaar ziek werd en, naar huis gevoerd zijnde, aldaar binnen eenige dagen, op den 17den April 1807, overleed. Hij was in Julij 1776 gehuwd met Agnes Nieuhoff, die hem vijf dochters en één zoon schonk. Zijn kabinet van ontleedkundige voorwerpen, dat hij naliet, wordt zeer geroemd. Tot de uitgave van vele en uitgebreide geschriften was aan Forsten den tijd niet geschonken; dien ten gevolge ziet alleen van hem het licht:
Dissertatio Academica, quaestiones selectas physiologicas exhibens, Lugd. Bat. 1774. 4o.
Dissertatio medica inauguralis, cantharidum historiam naturalem, chemicam et medicam exhibens, Lugd. Bat. 1775, 4o. Ook opgenomen in het 1ste deel der Verhandelingen van het geneeskundig Genootschap: Servandis civibus, Amst. 1776.
Waarneming wegens eene bijzondere besmetting der kinderziekte, geplaatst in de Genees- Natuur- en Huishoudelijke Jaarboeken, D. II. St. 6, (Dordr. Amst. 1780).