[Eustache de Fiennes]
FIENNES (Eustache de), Ridder, graaf van Chaumont, Burggraaf van Fruges, Baron van Enne, Heer van Esquerdes, onder welken laatsten naam hij voornamelijk bij de geschiedschrijvers voorkomt, was afkomstig uit een doorluchtig geslacht, oorspronkelijk uit Artois, en sedert het midden der elfde eeuw reeds bekend. Hij was de zoon van Karel de Fiennes en van Claudine de Lannoy, en behoorde tot de verbondene Edelen, bij wie hij in hooge achting stond. Men wil dat hij, bij hunne tweede verschijning ten hove, het woord voerde, en hij teekende en bezwoer het verdrag met de Hertogin. Door de Edelen naar Doornik gezonden, werkte hij mede aan de beslissing der geschillen, in die stad ontstaan, over de godsdienstoefening der Hervormden. Met Willem I voerde hij briefwisseling en werd door Alva verbannen. Uit de sententie over hem uitgesproken blijkt, dat hij een stout verdediger van de regten der verdrukte Nederlanders en een ijverig tegenstander van den Koning, den Paus en de geestelijkheid was. Waarschijnlijk het land verlaten hebbende, diende hij in 1572 in het Fransche leger, tot ontzet van Bergen in Henegouwen, vlugtte na deszelfs nederlaag in de stad, en trok er met Graaf Lodewijk van Nassau uit na de overgaaf. Hij begaf zich toen naar Engeland, doch moest dat rijk, in 1575, met vijftig personen van aanzien, op last der Koningin verlaten. Zijn verder levenslot, ook zijn sterfjaar, is geheel onbekend. Hij was gehuwd met Johanna van St. Aldegonde Noircarmes, bij wie hij een zoon verwekte. Deze, Guislain de Fiennes,