bragt eenige vrienden bijeen tot getuigen en liet door een katholieken priester, men meent Theobald Feeling, op den 7den November 1597 haar huwelijk met Don Emanuël inzegenen. Maurits, te 's Hage terugkeerende, was niet weinig verstoord, en de Staten niet weinig verbaasd, over dezen stouten stap der prinses, welke zij als hun peetkind beschouwden. Zij ontzeiden aan Don Emanuel het verblijf in 's Gravenhage, wezen hem Schiedam tot de plaats zijns oponthouds aan, en de prins liet zijne zuster zijn hof te Delft betrekken. Deze verviel in eene zware ziekte en besloot haar te laten doodhongeren, om een einde aan haar lijden te maken. De Staten zonden den Hoogleeraar Johannes Heurnius tot haar, doch hare liefde stond pal in weerwil aller vertoogen. Niettegenstaande hare betoonde standvastigheid zonden de Staten eenige afgevaardigden naar Schiedam om Don Emanuël zijn vertrek aan te zeggen, hem twaalf honderd gulden tot reisgeld toetellende. Hij begaf zich te scheep naar Wezel, waar hij weldra door zijne vrouw gevolgd werd, die den 12den December derwaarts vertrok, zonder in die reis door iemand gehinderd te worden. Te Wezel leefden zij nu gelukkig, ofschoon hunne tijdelijke omstandigheden niet zeer schitterend waren, en hun huwelijk met verscheidene kinderen gezegend werd. Eenige jaren daarna, omstreeks 1609, gelukte het aan Prins Filips Willem van Oranje om Prins Maurits met hen te verzoenen, en wij ontmoeten Emilia in het laatstgenoemd jaar te Delft, en in 1620 met haren gemaal te 's Gravenhage, aan wien eene toelage van vijfhonderd gulden per maand verleend werd, doch waardoor hunne geldelijke verlegenheid niet werd weggenomen, zoodat reeds in 1622 het plan bestond om gescheiden te gaan leven,
hetgeen evenwel door de tusschenkomst van Graaf Floris van Pallandt werd verhinderd. Na den dood van Prins Maurits in 1625, over wiens testament zij gansch niet te vreden waren, verlieten de beide echtelingen 's Gravenhage, en Emilia begaf zich naar haar kasteel te Wichen, hetwelk den 24sten October 1622 aan haar was overgedragen. Emanuël deed afstand van zijn regt op den Spaanschen troon aan Filips en ontving daarvoor een jaarlijks onderhoud. Hij woonde destijds te Brussel en was in aanzien bij de Aartshertogin Isabella. Na den dood zijner vrouw, die in April 1629 plaats had, en met wien hij sedert gescheiden geleefd had, hertrouwde hij met eene staatsdame der Aartshertogin, Louisa D'osorio genaamd, en overleed den 22sten Junij 1638, in den ouderdom van omstreeks zeventig jaren.
Emanuël verwekte bij Emilia van Nassau twee zonen en zes dochters, als: 1. Gulielmo Loris, Ridder van Maltha, doch naderhand, die orde verlaten hebbende, gehuwd; 2. Emanuël, ging ondanks de vaderlijke afmaning in een klooster der ongeschoeide Karmelieten in Frankrijk, waarin hij den 15den Julij 1628 werd opgenomen. Na een verblijf van vier en een half