gemeene verbazing eene Latijnsche redevoering voor Koning Jakobus I deed. Vier jaren later, in 1609, overleed hij in Engeland aan den steen in het huis van William Thorne, Deken van Chichester, die hem op een jaargeld tot zich geroepen had. Zijn vader getuigt van hem, in zijne Praefatio Praeteritorum in Novum Testamentum, dat zijn vernuft vlug was, zijn oordeel boven zijnen leeftijd naauwkeurig en rijp, zijn geheugen sterk, zijn arbeid onvermoeid, zijne zeden beminnelijk en bij allen geliefd, zijn karakter edel en zijne godsvrucht zuiver. Even als Dousa over den zijnen, was de oude Drusius met diepen weemoed vervuld over het verlies van een zoon, die, wanneer hij een rijperen leeftijd had mogen bereiken, een sieraad van zijn geslacht en van zijn vaderland zou geworden zijn, en een der vermaardste uitleggers der H. Schrift, wien zelfs een Scaliger den lof als een der grootste geleerden niet onthouden kon.
Slechts weinig is, behalve de beide genoemde brieven, van den jongen Drusius in het licht verschenen. Alleen een door hem vervaardigd Glossarium op Elias den Leviet, Hebreeuwsch en Grieksch, is onder den titel van Nomenclator Eliae Levitae te Franeker 1652 in 8o uitgegeven. Hij liet voorts in handschrift Hebreeuwsche brieven en verzen na, aanteekeningen over de spreuken van Salomo, en was begonnen de reis van Benjamin van Tudela in het Latijn over te brengen.
Zie Vriemoet, Ath. Fris. p. 58, 59; Hoogstraten, Woordenb.; Collot d'Escury, Holl. Roem D. III. Aant. bl. 374, 375; van Kampen, Lev. van ber. Nederl. D. II. bl. 28, 29; De Navorscher, D. V. bl. 158, 230.