[Johannes van Dockem]
DOCKEM (Johannes van), geboren te Dokkum op het einde van de vijftiende eeuw; studeerde te Keulen en verkreeg aldaar den doctoralen graad in de Regten, in welke wetenschap hij er eerlang tot Hoogleeraar beroepen werd en als zoodanig met roem werkzaam was. In 1530 werd hij door Karel V benoemd tot lid van het Keizerlijk Kamergerigt te Spiers. Hij keerde evenwel in 1537 naar Keulen terug en werd door Willem, Hertog van Kleef tot Raadsheer benoemd. Hij nam die benoeming aan onder voorwaarde van te Keulen te mogen blijven wonen, alwaar hij in 1541 aan de pest overleed. Hij was een groot vriend van Bernardus Bucho van Ayta en van andere beroemde mannen, bij wie hij om zijne geleerdheid en zonderlinge regtskennis in hooge achting stond. Hij was een sieraad van zijn vaderland, hetwelk hij dikwijls met zijnen raad van nut was, voornamelijk nadat de voortdurende oorlogen door kalmer tijden gevolgd waren. Hij heeft eenige regtsgeleerde werken geschreven, die echter niet zijn uitgegeven. Hij had onder anderen een zoon, Hieronymus genaamd, een jongeling van veel aanleg, die door Viglius van Ayta als zoon was aangenomen, doch die in den bloei zijner jaren overleed.
Zie Suffr. Petrus, de Scriptor. Fris. p. 138-140; Paquot, Memoir. T. XV. p 171, 172; do Wal, de Clar. Fris. Jurceons. p. 16, 37.