maar versloeg, welke blijde mare Graaf Dirk ter oore kwam, nadat hij, na een allerhevigst gevecht op Walcheren, Graaf Boudewijn van Vlaanderen geslagen en genoodzaakt had Zeeland te ontruimen. Door tusschenkomst van Ada van Schotland werd den zoen tusschen Dirk en Willem getroffen, terwijl Dirk in 1198 in Drechterland viel, en het op eene vreeselijke wijze
verwoestte. Toen de Utrechtsche Bisschop Boudewijn II daarop gestorven was, poogde Dirk zijn oom Dirk, den domproost, op diens zetel te verheffen. Hierin niet slagende, ontstond er tusschen den Graaf en den aangestelden Bisschop Dirk van der Aare, eenen bloedigen oorlog, in welken Graaf Dirk na eenig voordeel behaald te hebben in 1202 bij Heusden door den vijand overvallen, geslagen en gevangen naar Leuven gevoerd werd, van waar hij niet dan tegen een groot losgeld ontslagen werd, en kort daarop den 4den November 1203 te Dordrecht overleed, slechts eene dochter, Ada genaamd, achterlatende. Zijne af beelding ziet het licht.
Dirk VII vereenigde in zich moed en dapperheid, ridderlijke geaardheid, maar ook ontembare heerschzucht, die de bron geweest is van vele rampen die het land, gedurende zijn leven niet alleen, maar ook na zijnen dood overkwamen. De waarheid vordert evenwel te erkennen, dat zijne strijdhaftige gemalin de oorzaak was der vele burgertwisten, die het land onder zijne regering, en later onder die van Ada en Willem I, zoo hevig beroerden. Op zijn sterf bed scheen hij het te voorzien, welke tijden er onder de regering zijner dochter komen zouden, doch de dood overviel hem, eer hij de zaak harer voogdijschap geregeld had.
Zie Melis Stoke, Rijm-Kronijk B. II. bl. 447-457; Oude Holl. Div. Chron. veertiende Div. c 3, 7; van Leeuwen, Alouds Holl. Hist. bl. 1367; Hoogstraten, Woordenb.; van Hemert, Levensbeschr. der Holl. Graven. bl. 126-133; (Loosjes) Charakterk. der Vaderl. gesckied. D. I. bl. 233-240; Kok, Vaderl. Woordenb.; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. II. bl. 274-276, 279, 280, 282, 283, 290-299; van Wyn, Bijv. en Aanm. op Wagenaar, D. II. bl. 90, 97, 98; Nalezingen, bl. 131; van Kampen, Vaderl. Karakterk. D. I. bl. 95; Arend, Algem. geschied. des Vaderl. D. II. St. I. bl. 182-191; van der Chys, de Munten van Holl. en Zeel., bl. 69-72; Muller, Cat. van Portrett., bl. 1, 305.