tisch streven tot verbetering der kerk, niet slechts een grooten invloed op zijne eeuw uit, maar hij bekleedde ook als zoodanig onder de Nederlandsche godgeleerden der middeleeuwen eene eigenaardige plaats, doordien hij de scholastiek eenigermate met de mystiek wist te verbinden. Daar hij overigens alleen op hervorming van het kerkelijk leven, niet het leerstelsel aandrong, behoort hij niet tot de eigenlijke voorbereiders der groote kerkhervorming. Van zijne leerstellingen merken wij slechts dit op, dat hij even als de meesten zijner geestverwanten in zijn geschrift: De auctoritate Papae et Concilii den Paus geenszins onfeilbaarheid in geloofszaken toeschreef, maar deze, even als de hoogste wetgevende magt in de kerk, alleen aan de algemeene conciliën toekende; ook bestreed de Kardinaal Bellarminus hem, omdat hij in het werk De quatuor hominis novissimis et de particulari judicio et obitu singulorum (Delph. 1486; Antv. 1554. Col. 1568 et 1591 12o.) ontkende, dat de zielen in het vagevuur zekerlijk de eeuwige zaligheid zouden beërven.
Het hoofdwerk van Dionysius is wel zijne uitlegging des bijbels, waarin hij echter, geheel naar de uitlegkunde van dien tijd, overal een viervoudigen zin vond, zoodat Richard Simon, (Histoire critique des principaux commentateurs du N.T.) teregt opmerkt, dat zijne ordebroeders te vergeefs door de uitgave van dit werk de hervormden zochten te bestrijden.
Verwonderlijk is de vruchtbaarheid zijner pen, vooral wanneer men nagaat hoeveel tijd hij voor zijne ascetische oefeningen en andere bezigheden moest afzonderen, en in dit opzigt wordt hij voorzeker door weinigen overtroffen. De Keulsche karthuizer Theodorieus Loërius a Stratis, die in 1532 zijn leven beschreef en door wiens zorg zijne meeste werken het licht zagen, verzekert toch dat er van hem in het klooster te Roermond honderd en vijftig boekdeelen aanwezig waren, die hij allen eigenhandig had geschreven en nagezien. De lijst dezer werken vindt men bij Theodorus Petrcjus Bibl. Carth., p. 50-84, als ook bij Foppens, Bibl. Belg., waar men tevens een fraai portret van hem aantreft.
Behalve bovengenoemde geschriften vermelden wij nog als afzonderlijk uitgegeven:
Contra Alchoranum ac perssiliam Machomcti et Saracenorum libri IV, Col. 1533 in het Hoogduitsch, Straatsburg 1540.
Commentarii in libros IV Magistri Sententiarum, Tom. IV. Col. 1535, Venetiae 1584, waarachter men zijn leven en den catalogus zijner werken aantreft.
De fide Catholica contra gentiles libri octo, Col. 1534. 8o.
Speculum omnis status humanae vitae, Norimb. 1495.
Enarrationes in Dionysii Areopagitae Opera, Col. 1546.
Monopanton, Ven. 1518. Lugd. Bat. 1547. 12o.