[Willem van Cuylenburgh]
CUYLENBURGH (Willem van), diende onder de Ruiter in den eersten zeeslag van 1673, tegen de vereenigde vloten van Groot-Brittanje en Frankrijk, en deelde door zijne dapperheid in de toen behaalde overwinning. Geen der kapiteinen betoonde in dezen slag meer persoonlijken moed dan hij, aan wien het gebied over het Amsterdamsche schip, Deventer, van 66 stukken was opgedragen. Dat schip, hetwelk onder het eskader van de Ruijter behoorde, had des namiddags met de overigen de vijandelijke linie helpen doorboren; maar deszelfs marszeil, bij die gelegenheid van boven nedergeschoten zijnde, raakte het in verlegenheid. Naauwelijks wordt zulks door den Franschen kapitein Gabaret, bevelhebber van de Tonnant, bemerkt, of hij legt Cuylenburgh aan boord, en zijn luitenant met een vrijwilliger springen, door ettelijke matrozen gevolgd, in den Nederlandschen bodem over, maken zich meester van den bak, werpen een vuurtuig in het schip, tot vermeerdering der verwarring, en hopen aldus meester van hetzelve te worden; dan, hoewel ruim dertig matrozen in de eerste verbazing schandelijk met de sloep de vlugt nemen, wanhoopt Cuylenburgh niet aan het behoud van den hem toevertrouwden bodem. Hij dringt aan het hoofd der zijnen op den vijand in, legt met eigene handen vier of vijf Franschen neder, verdrijft de overigen en redt aldus zijn bijkans veroverd schip. Intusschen had de Deventer, welke 60 dooden en 65 gekwetsten telde, bij dezen aanval en in het verdere gevecht zoo veel geleden, dat dezelve na den strijd naar Zeeland moest worden opgezonden om te herstellen, en hier vond Cuylenburgh ellendig den dood in het water; want door de nalatigheid of onkunde van den loods, verviel zijn schip op de zuid-oosterrassen en stootte oogenblikkelijk aan stukken, bij welke ramp het
meerendeel der manschappen en Cuylenburgh zelf omkwam, diep betreurd door de Ruijter en allen die prijs op zijne dapperheid wisten te stellen.
Zie de Jonge, Geschied. van het Nederl. Zeewez., D.III. St. I. bl. 244, 245, dien wij hier geheel volgden.