[Adriaan Reinierszoon Cromhout]
CROMHOUT (Adriaan Reinierszoon), werd geboren te Amsterdam, in het begin der zestiende eeuw, en behoorde tot het geslacht van den voorgaande, en tot de voornaamste bevorderaars van de hervorming in Amsterdam; hij hield vergaderingen te zijnen huize, waaruit men gelastigden aan Hendrik van Brederode zond, om van dezen te vernemen wat hij gewigtigs had mede te deelen. Bij de vervolging in 1568, vlugtte hij naar Embden, en was aldaar werkzaam om hier te lande eene omwenteling te bewerken. Hij was in 1575 burgemeester van Medemblik en werd in dat jaar met meer anderen gemagtigd, om met den prins te beraadslagen over de vraag: hoe hulp van vreemde vorsten te bekomen, zonder zich van den koning van Spanje af te zonderen. Hij handelde vervolgens in 1576, ter bekoming van deze hulp, in vereeniging met Mr. Leonard de Casembroot, zoo bij de Duitsche vorsten als in het Noorden, waarin hij tamelijk naar wensch slaagde; ook deed hij eene reize naar Schotland, om verlof te verzoeken tot het ligten van krijgsvolk. In 1578 was hij een der voornaamsten die Amsterdam de partij der staten deed kiezen, en na den gelukkigen uitslag in dat jaar, werd hij tot burgemeester en raad der stad benoemd; weinig tijds daarna moet hij overleden zijn, daar zijn naam na 1579 op geene der regeringslijsten gevonden wordt. 's Mans afstammelingen hebben zich in 1588 jegens het vaderland zeer verdienstelijk gemaakt, door het verleenen van geld en crediet, misschien ook met schepen en wapenen te verschaffen, toen Filips II zijne zoogenaamde onoverwinnelijke vloot uitzond; de erkentenis van de stedelijke regering is waarschijnlijk bewezen, door den afstand of het aanbod van voorkeur van gronden, tot het bouwen van huizen bij de eerste groote uitlegging der stad.
Zijne afbeelding is door Houbraken gegraveerd.
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. VIII. bl. 132 (661); de Beaufort, Leven van Willem I, D. II. bl. 558, 600; Wagenaar, Beschrijv. van Amst., (uitgave in 8o), D. III. bl. 168, 219, 258, 471, 478; dezelfde, Vaderl. Hist., D. VII. bl. 78, 80, 204, 206; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 570; dezelfde, Uitrust. en Onderg. der Onoverw. Vloot, bl. 303, 306; Muller, Cat. van Portretten, bl. 67.