en voorbeeld, stichtte, maar ook een sieraad van de geheele Hollandsche kerk was, en die door zijne gematigdheid en geleerdheid eenen grooten invloed op anderen kon uitoefenen. Hij was een waren, doch gematigde Calvinist en voerde in 1578, met zijnen ambtgenoot Reinier Dontecloek, eene twistrede tegen Coornhert, over de merkteekenen van de ware zigtbare kerk, die te Leiden in October 1583 hervat, echter tot geene uitkomsten voerde.
In het jaar 1581 was hij voorzitter van de synode te Middelburg gehouden, alwaar eene voorloopige kerkorde werd vastgesteld. Twee jaren daarna werd hij met eenige leden van het hof van Holland, eenige hoogleeraren van de Leidsche hoogeschool en zeven predikanten van wege de staten gekozen, om een ontwerp daar te stellen tot wegneming der geschillen over de regering der kerken. In 1586 was hij afgevaardigde op de synode te 's Gravenhage, alwaar het bevel om de Nederlandsche geloofsbelijdenis te onderteekenen, voor de achtste maal werd vastgesteld. In 1602 behoorde hij tot de gedeputeerden der Zuid-Hollandsche sijnode, om klagten in te dienen tegen die van de Augsburgsche confessie te Woerden. Vroeger was hij met Helmichius en Sopingius gecommitteerd naar Utrecht, om Duifhuis over zijne handelingen te onderhouden; eindelijk verwierf hem zijne taalkennis de eer, om met Aldegonde en Helmichius den bijbel uit het oorspronkelijke in het Nederduitsch over te zetten.
Van hem zijn gedrukt:
Responsio ad argumenta quaedam Bezae et Calvini ex tractatu de praedestinatione in Cap. IX ad Romanos.
Dit gesehrift gaf hij in 1589 met zijnen ambtgenoot Donteclock uit, met wien hij in 1585 tegen Coornhert's Proeve van de Nederlandsche Catechismus in het licht gaf: Wederlegging bij eenige Dienaren der kerk te Delft.
Ses Predicatien over het lijden, sterven en begraven onses Heeven Jesu Christi, vol aendachtige en godvruchtige overdenckingen, door denselfde aen de gemeynte te Delft, gedaen in den jare 1603; (welke hij in de Latijnsche taal had opgesteld, doch door een ander in het Nederduitsch zijn vertaald.)
Na 's mans dood werd door de klassis van Delft en Delftland, ter eere van zijne verdiensten, nog een boekje, door hem geschreven, uitgegeven, getiteld:
Christelijke betrachtingen der geloviger zielen, over het gebed onses Heeren Jesu Christi. Mitsgaeders noch een aendachtige Meditatie over de drie eerste versen des derden capittels, van den eersten Brief van Johannis. Herdrukt Rott. 1731, 8o, door Johannes Wilhelmus, Predikant te Rotterdam, bezorgd. Cornelisz had dit werkje geschreven ten nutte zijner ziekelijke echtgenoote.
De afbeelding van Cornelisz, naar de schilderij van Mie-