Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 721]
| |
Meindert van der Thijnen, haalde hij, op last van kapitein Steven Klinge, bij zijn broeder, die een smid was, eenen hamer, opende daarmede de Friesche poort, en liet alzoo de ruiterij binnen; dien ten gevolge is aan dien smid, volgens de overlevering, het regt verleend, om otters te mogen vangen, hetgeen hem den naam op den hals haalde van ottersmid, zoo als nog heden ten dage de smid, die in de overgeblevene smederij woont, bij het volk onder dien naam bekend is.
Zie Drentsche Volks-Alman., 1837, bl. 60; van der Aa, Herinn uit de Geschied, der Nederl., D. I. bl. 317. |
|