post in het Zuid-Ooster-rak voor Makkum, en de Hulk in deszelfs gezigt tusschen Harlingen en het Vlie in de Jettings. Daar liggende zag men twee vijandelijke fregatten naderen, waarop door den ka pitein van Esch het sein werd gegeven, om vechtenderhand de wijk te nemen; maar Connio, ofschoon dit sein beantwoordende, voldeed daar niet aan, evenmin als onmiddellijk zee te kiezen, ten einde het laatste redmiddel te beproeven. Toen nu een der vijandelijke fregatten een schot met scherp achter de Gier om deed, wendde zich Connio tot zijne officieren en verdere equipage, en vroeg wat tegen deze overmagt kon gedaan worden.
Het hierop verkregene antwoord wordt verschillend opgegeven, sommigen melden dat er op geantwoord werd, dat de Gier tegen die overmagt niet bestand was, anderen dat er zich stemmen verheven hebben om te vechten. Hoe dit zij, na een kanonschot met scherp en een geweerschot van stuurboord gedaan te hebben, gaf Connio zich over. Zijn gedrag werd later door den hoogen krijgsraad onderzocht, en den 10den September 1799, werd hij vervallen verklaard van alle militaire charges, door hem in dienst der Bataafsche Republiek bekleed, en voorts veroordeeld om gevoerd te worden naar boord van een van 's lands schepen van oorlog, om aldaar door den kogel ter dood te worden gebragt, welk vonnis op den 27sten December daaraanvolgende op 's lands schip Rosenburg, liggende voor Amsterdam, ten uitvoer gebragt werd.
Zie Vonk, Gesch. der Landing van het Eng.-Russ. Leger in Noord-Holl., D. II. Bijl. 46; de Jonge, Gesch. van het Zeewez., D. VI. 2de St. bl. 421-425, die wij hier voornamelijk gevolgd zijn.