Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 656]
| |
talen gelegd te hebben, naar Nederland over en genoot zijne godgeleerde opleiding te Groningen en te Leiden. In 1734 den akademischen graad van artium liberalium magister en philosophiae Doctor verkregen hebbende, na de verdediging eener Dissertatio de moralitatis fundamento et natura virtutis (over het beginsel der zedelijkheid en de natuur der deugd), werd hij in datzelfde jaar met lof onder het getal proponenten aangenomen, in Februarij van het volgende jaar beroepen als Predikant te Woubrugge, en den 1sten Mei daaraanvolgende aldaar bevestigd. Gedurende een tijdvak van bijna 38 jaren was hij hier werkzaam, in hetwelk hij door vier gemeenten geroepen werd, zijnde Kralingen, Naarden, Schoonhoven en Steenwijk. Door de regering van de drie eerstgenoemde plaatsen werd zijne beroeping afgekeurd, en voor de laatste bedankte hij zelf. Hij verkreeg in 1773 zijn emeritaat, nam in April van dat jaar afscheid van zijne gemeente en begaf zich met der woon naar Gouda, alwaar hij den 10den December 1774 in den ouderdom van bijna 66 jaren overleed. Comrie behoorde tot de beroemdste predikanten van zijnen tijd; jammer is het dat deze anders geleerde man, zich door zijnen driftigen en hartstogtelijken ijver zoo ver liet vervoeren, dat zijn naam onder de grootste onruststokers in de Hervormde Kerk bekend staat. Hij was een hevig voorstander der regtzinnigheid, en heeft zich als zoodanig vooral doen kennen in de twisten met en over den Zwolschen leeraar A. van der Os. Met den Koudekerkschen predikant Nikolaas Holtius, had hij een ontwerp beraamd tot het daarstellen van eene volkomene omwenteling in de Nederlandsche Hervormde Kerk. Trotsch op den titel van mannen van de oude studie, wilden zij de kerk van alles wat nieuw was zuiveren, en gretig grepen zij daartoe de gelegenheid aan, die hun door de verlichte denkwijze van den reeds genoemden van der Os werd aangeboden. Wij zullen op diens artikel gelegenheid hebben, daarover breeder uit te weiden. Ten aanzien van Comrie dient hier evenwel nog gemeld te worden, dat ook hij een belangrijk deel had aan het beruchte werk, getiteld: Examen van het ontwerp van tolerantie, om de leer in de Dordrechtsche synode, ten jare 1619 vastgesteld, met de veroordeelde leer der Remonstranten te vereenigen, waarvan Holtius de schrijver was, en waarvan in 1753 het eerste gedeelte het licht zag, maar zonder den naam des schrijvers uitkwam. Het heeft den vorm van zamenspraken en Comrie wordt daar onder den naam van Philaletes sprekende ingevoerd. De door hem uitgegevene werken getuigen van zijnen werkzamen aard. Zij zijn: Het A.B.C. des geloofs, of verhandeling van de benamingen des zaligmakenden Geloofs, volgens de letteren van het Al- | |
[pagina 657]
| |
phabet. Leiden 1739, 8o. 5de druk, Leiden 1744. 4o. 6de druk, Leiden 1751. 4o. Verhandeling van eenige eigenschappen des zaligmakenden Geloofs, over verscheyde uitgekipte Texten des Oude en Nieuwe Testament, enz. Leiden 1744 4o. 4de druk. Leiden en Amst. 1753. 4o. 5de druk. Leid. 1778. Samuël in zijn Leven zeer gelieft, in zijn Doodt betreurt en hooggeëert, ofte Lijkreden over I Samuël XXV, Vs. 1. Bij gelegenheid van het zalig afsterven van den Wel-Edelen Gestrengen Heer, den Heere Cornelius van Schellingerhout, in zijn leven Vrijheere en Bailluw van Esselijkerwoude en van Heer Jacobswoude. Leiden 1749. 4o. Brief over de regtvaardigmakinge des zondaars door de onmiddelijke toerekening der borggeregtigheid van Christus, enz. Nieuwe uitgave. Sneek 1833. kl. 8o. Verzameling van Leerredenen, waarin vertoont wordt, uit verscheydene Texten, de afgezakte, kranke en kwijnende staat der Gelovigen, enz. Leiden en Amst. 1749. 4o. 1ste deel, 2de deel, 1750. 2de druk 1751. Nieuwe uitgave, Sneek 1838. 8o. 4 stukken. Stellige en Practicale verklaringen van den Heidelbergschen Catechismus, volgens de leere en gronden der Reformatie, enz. Leiden en Amst. 1753. 4o. Nieuwe uitgave, Sneek 1846. 8o. 2 deelen. Behalve deze werken vertaalde hij nog: W. Marchal, Evangelische Heiligmaking, uit het Engelsch, Leiden 1739. 8o. T. Boston, van het verbond der Genade, uit het Engelsch, Leiden 1741. 8o.
Zie Boekz. der Gel. Wereld 1735, a. bl. 238, 617, b. 645, 1740, a. 628-641, b. 552, 1741. a. 688, 1749, b. 627-649, 1752, a. 220, 355, 1774, b. 778 en 779, 1775, a. 160; Upey, Geschied. van de Christ. Kerk in de 18de eeuw, D. VII. bl. 163, 314, 337, 384, 395; van Abcoude, Naamreg. van Nederd. Boeken. D. I. St. I, III, IV, V, VI; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Ypey en Dermout, Gesch. der Nederl. Herv. Kerk, D. III. bl. 485-497, aanteek. bl. 226-233; Glasius, Godgel. Nederl., D. I. bl. 302; De Kansel Ontluister. in de Nederl. Herv. Kerk, bl. 128-131; Brinkman, Alphab. lijst van Nederd. Boeken. |
|