zijnen moed te doen blijken. Bij de inneming van de stad Aschaffenburg, door de Oostenrijkers bezet, deed de vijand den 23sten November 1800 eenen hevigen uitval op een bataljon jagers en twee eskadrons hussaren, die het bruggenhoofd bewaakten. Door eenen driemaal herhaalden aanrid met zijne hussaren, gelukte het Collaert den vijand in de stad terug te werpen; hij bekwam hierbij door twee geweerschoten eene zware verwonding. Geen wonder dat de Generaal Augereau van hem getuigde: ‘le brave Colonel Collaert s'est comporté comme un militaire consommé, ce brave home après avoir reçu deux blessures, n'a pas cessé de commander les troupes,’ en dat daarop het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek hem eene eeresabel ten geschenke gaf.
Collaert met zijne hussaren behoorde verder tot de legerafdeeling welke in 1805 eerst in het kamp van Zeist was gelegerd, en daarna te Texel werd ingescheept, en den veldtogt aan den Donau mede maakte; hij werd evenwel nog voor het einde daarvan in het bevel vervangen door den Kolonel Macpherson, daar hij den 28sten Junij 1805 was benoemd tot Kolonel-kommandant en chef van de garde van den Raadpensionaris Schimmelpenninck.
Den 6den April 1807 werd hij bevorderd tot Generaal-Majoor en kort daarop tot Kolonel-Generaal der garde grenadiers en kurassiers van Koning Loderwijk, waarna hij in 1809 gepensioneerd werd, doch tijdens de landing der Engelschen in Zeeland, nog eenigen tijd Kommandant van Breda was, wordende toen, door eenen ongelukkigen beenbreuk onbekwaam voor de active dienst zijnde, door den Kolonel Donnat vervangen. Na de inlijving in Frankrijk werd hij Marechal de Camp en Kommandant van Zara in Dalmatie
Na de herstelling van ons Vaderland in 1813, trad Collaert in Nederlandsche dienst, en werd den 21sten April 1815 tot Luitenant-Generaal der kavallerie benoemd, en tot Opperbevelhebber der divisie kavallerie bij het leger te velde, dat bij Waterloo tegen Napoleon streed. In dien slag werd zijnen voet door een kogel verbrijzeld, aan de gevolgen waarvan hij den 17den Junij 1816 te Brussel, als Provineiale Kommandant van Noord-Brabant, overleed. Hij was ridder grootkruis der orde van de Unie, Officier van het Legioen van Eer, ridder der militaire orde van St. Louis en Kommandeur der Militaire Willemsorde.
Zie Kraijenhoff, Bijdr. tot de Vaderl. Geschied., bl. 80; Dezelfde, Geschiedk. beschouwing van den Oorlog in 1799, bl. 218 en Bijl. 125; Bosscha, Neêl. Heldend. te Land, D. III. bl. 192, 225, 227 en 238; van Sypesteyn, Gesch. van het Regim. Bataafsche Hussaren, bl. 31, 32, 37, 38, 45, 48, 49 en 50; uit officieële stukken aangevuld.