[Jan Willem Coets]
COETS (Jan Willem), geboren te Sprundel, waar zijn vader Jacob Coets toen Predikant was, den 20sten Maart 1718, werd, proponent zijnde, beroepen in April 1741 te Zundert en Rijsbergen, en aldaar den 11den Junij van dat jaar bevestigd, op welken dag hij in het jaar 1759 aan de kinderziekte overleed; zijne nagedachtenis werd gevierd door eene lijkrede, uitgesproken door Ds. Boot, Predikant te Leur. Hij schreef:
Opwekking van Neelands Volk ter gelegenheid der verheffing van zijne D.H. Willem Karel Hendrik Friso tot Erfstadhouder enz. 1747. 4o.
God en de Godgeleerdheid nagespoord. Dordrecht 1754. 8o.
Welgelukzaligheid van degenen, die zig welgedragen omtrent den ellendigen. Gorinch. 1756. 4o.
Een klein licht in groote duisternisse, of verklaring over vele plaatsen der H. Schrift, enz. Utr. 1758. 8o.
Zie Boekz. der gel. wereld, 1741, a. 468. 694. 1759, bl. 125 Mourik. Naamrol der Godgel. Schrijv.; de Chalmot, Biograph. Woordenb.