[Nikolaas de Clercq]
CLERCQ (Nikolaas de), Boekverkooper en Drukker te Delft, die op het laatst der zestiende en in het begin der zeventiende eeuw leefde, was een kundig man en bijzonder ervaren in de geschiedenissen zooals blijkt uit de volgende door hem geschreven werken:
Tooneel der Keyseren en Coningen van Christenryck, sedert den onderganck van het Grieks Keyserdom; vervattende hare beeltenissen, afcomsten, ende voornaemste daden, en also 't sommier der Historie van meer dan 150 jaeren herwaerts, byeen vergadert uit de geloofweerdigste schrijvers door N. de C, Amst. en Arnh. 1615. met pl. folio.
Tooneel der beroemder Hertogen, Princen, Graven ende Krygshelden van Christenryck binnen dese dry laeste eeuwen; vervatende haere beeldnissen, afcomsten ende voornaemste daden. Mitsgaders den oorspronck, en de huydigen staat, der vermaerder Republycken van Venetien, Genua, Switserlandt, ende Geneve; wt de Geloofweerdigste schryvers. Delft 1617 met pl. folio, zijnde een tweede deel of vervolg op het vorige.
Princelyck kabinet; verthoonende 't Leven, Afcomste ende afbeeldingen der voornaemste Vorsten, Princen, Graven ende Heeren van Europa. Mitsgaders beschryvinge van den Staet, Landen, Rykdommen en de inkomsten derselver enz. Delft 1625 met pl. folio, welk laatste werk na de Clercqs dood door zijne erfgenamen is uitgegeven.
Aan hem werd bij Resolutie van de Generale Staten toegelegd 72 gulden, ‘voor zyn bouck, bij hem H.H. Mog. gedediceert, getiteld: Tooneel der beroemder Hartogen enz.’ en den 7den Februarij 1618 den Agent Valkenburg gelast ‘met hem te spreken om te verstaen, waarvoor hij begeert te vercoopen zijn tweede bonck, getiteld: Tooneel der vermaerde Hartogen enz.’
De Clercq schijnt kort na 1620 te zijn overleden, want de door Wouter van Goudhoeven bewerkte uitgave der Groote Hollandsche of Diviesie-Kronyk, is door hem tot dat jaar voortgezet.
Zie Paquot, Memoir. Liter., Tom. XVIII. pag 303 et 304; van Abcoude. Naamreg. van Nederd. Boek. D. I. St. III. en V.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; de Wind, Bibliotheek van Nederl. Geschiedsch. D. I. bl. 35; Dodt van Flensburg, Archief van Utrecht D. VII. bl. 20, 22.