Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Joannes Christenius]CHRISTENIUS (Joannes), geboren te Crempen bij Glückstadt, in het Holsteinsche, waar zijn vader eene vrij aanzienlijke Predikants-plaats bezat, werd aan de Hoogescholen te Hamburg en Helmstädt en elders opgeleid, en had eerst plan om zich te Lubeck te vestigen, waar hem door de voorspraak van zijnen beroemden leermeester Elmenhorst een kanonikaat was ten deel gevallen. Doch hij besloot eerst Leiden te bezoeken, waar hij onder anderen Daniel Heinsiusen Petrus Cunaeus hoorde. In 1628 of 1629 vertrok hij naar Frankrijk, doch toen hij, van daar teruggekomen, zag, dat Duitschland door de vreesselijkste krijgsrampen geteisterd was, werd hij te rade, in Nederland zijn geluk te beproeven. Hier zette hij zich te Amsterdam neder, waar hij eenigen tijd, door eigen lust gedreven, regtsgeleerde voorlezingen hield, hetwelk hij ook weldra, van 1635 tot 1637, op openbaar gezag te Rotterdam deed, waar men hem den titel van Hoogleeraar verleende. In het laatst gemelde jaar werd hij echter tot Hoogleeraar in het Burgerlijke Regt naar het Athenaeum te Deventer beroepen, waar hij twee malen de waardigheid van Rector Magnificus bekleedde, en die de laatste keer aanvaardde met eene redevoering: over de leergierigheid of de zucht om te leeren, de eenige en beste wijze, om door de wereld | |
[pagina 354]
| |
te komen.Ga naar voetnoot(1) Van Deventer vertrok hij in 1648 naar Harderwijk, waar hij bij de oprigting der Hoogeschool tot Professor Primarius of eerste Hoogleeraar der Regtsgeleerdheid werd aangesteld. Ook hier hield hij drie plegtige redevoeringen, als eene bij de inwijding der Hoogeschool, en twee bij het nederleggen van het Rectoraat in 1649 en 1655. Reeds den 1sten December 1659 verwisselde hij zijne betrekking te Harderwijk met eene dergelijke aanhet Athenaeum te Amsterdam, waar hij zijne intrede hield met eene redevoering: waarin de studenten in de regten den besten weg werd aangewezen, om vorderingen te maken.Ga naar voetnoot(2) Hij huwde Maria Volquard, eene rijke en aanzienlijke koopmansweduwe, en moet in het jaar 1672 zijn overleden, want reeds den 3den Januarij 1673 beraadslaagden de Curatoren van het Athenaeum over het kiezen van eenen opvolger van den overleden Christenius. Op zijn af beeldsel maakte Jan Vos het volgende bijschrift: Dus toont de kunst Christeen, die 't brein der jongelingen
Besprenkelt met den dauw van Themis wetenschap;
Zoo leert men door zijn zorg het stout geweld bedwingen;
De wijsheid, groot van roem, beklimt den hoogsten trap.
Hoe loont men zulk een man, die 't Y aan zich verplichtte?
Versier hem met een krans van dreunende gedichten.
Hij heeft in het licht gezonden: Tabulae Institutionum Imperialium. Amst. 1632. folio. Exercitationes Juridicae. Collegium Juridicum. Tractatus de Obligationibus in genere. Dissertationes de Jure Matrimonii, seu de Causis Matrimonialibus, Harderov. 1651, 8o. en 1659, Arnh. 1662 en 1668, met welk werk, dat te Rome op den Index geplaatst werd, Christenius den meesten roem verwierf. Voorts nog onderscheidene andere Dissertationes, Orationes, Epistolae, Carmina, enz. Zijne bekwaamheid werd zoo hoog geschat, dat men uit zijn vertrek van Harderwijk, zoo niet den geheelen ondergang der Geldersche Akademie, dan toch groote schade voor haar voorspelde. De Latijnsche lier handteerde hij echter met geen gunstig gevolg, gelijk blijkt uit het puntdicht, onder het portret van Johan Battenfeld, Luthersch Predikant te 's Hage.
Zie de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Algem. Woordenb. der zamenl.; Fransen van Eck en Bosscha, het tweede Eeuwf. van het Athen. te Deventer, bl. 91 en 92; van Lennep, Ill. Amstelod. | |
[pagina 355]
| |
Athen. Memorabilia, pag. 43, 122, 123, 131-133; Bouman, Geschied. der Geld. Hoogesch., D. I. bl. 144, 145, 158-161, 202, 259, 327, D. II. bl. 609; Foppens, Bibl. Belg., pag. 616. |
|