en deed de besluiten van het Trentsche concilie in Zeeland af kondigen. Met leede oogen zag hij, ten gevolge van de omwenteling van 1572, de zegepraal der Hervorming in zijn bisdom, en de vermindering zijner magt, welke met de verliezen der Spanjaarden gelijken tred hield. Tot zijn geluk beleefde hij echter niet de geheele ondergang van zijn bisdom, daar hij nog voor de overgave van Middelburg, den 5den Julij 1573, overleed; hij werd in het koor der abdijkerk te Middelburg begraven.
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. I. bl. 27 (19); Brandt, Hist. van Enkhuizen, bl. 87; van Hoogstraten en Brouerius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb., Lett. N bl. 66; v (an) H(enssen) en v (an) R(hijn), Kerkel. Oudh., D. I. bl. 364, D. IV. St. III. bl. 22, 23, 28-39, 49, 50; Hoynck van Papendrecht, Hist. der Utr. Kerke, bl. 6; Boomkamp, Alkmaer en zijne Geschied., bl. 134; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VI. bl. 66; te Water, Kort Verh. der Reform. van Zeel., bl. 363-387; 's Gravezande, Tweede Eeuwged. der Middelb. Vrijh., bl. 14, 15, 16, 19, 43, 65, 170, 284, 314, 319; te Water, Hist. van het Verb. der Edelen, St. I. bl. 218-222; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Chalmot, Biojr. Woordenb.; Swalue, de Daden der Zeeuwen, bl. 5; Groen van Prinsterer, Archiv. de la Mais. d'Orange-Nassau, Tom. V. pag. 417; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl., D. II. St IV. bl. 800; van Groningen, de Bisdomm. in Nederl., bl. 19, 45 en 46.