Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland, doch zijn naam komt niet voor op de lijst bij van Leeuwen, Bat. Illustr. Het ambt van Syndicus verwisselde hij in 1618 voor eene plaats in den Raad van State. Hij overleed te Amsterdam in April 1619, ofschoon sommigen verkeerdelijk 1820 als zijn sterfjaar opgeven, en was gehuwd aan Johanna Wely; zijne kinderen noemden zich van Weent gezegd van Castricum. Zeer vermaard in de letterkundige geschiedenis, en niet onervaren in het Hebreeuwsch, terwijl zijne aanteekeningen op Willeramen meermalen door Huydecoper, in diens Proeve van Taal- en Dichtkonst, worden aangehaald, werd hij ook bijzonder geroemd om wijsheid, kunde, godsvrucht en braaf heid, en verkeerde met de grootste Geleerden en Staatslieden van zijne tijd.
Zijne werken zijn:
Notae in Willerami Paraphrasin Cantici Canticorum L.B. 1598, welk werk doorgaans ten onregte aan J. van Hout wordt toegeschreven.
Expositio appellationum Insularum, Rupium, etc., quae passim extare in maritimis locis noscuntur; van welk werkje Kiliaan met lof in zijn Etymologicum gewaagd.
Nomenclator scriptorum latinorum Hollandiae, Zelandiae etc. M.S.
Kronijk van Holland en West-Friesland van 't jaar 900 na 's Heiland geboorte, tot op 1498. M.S. in folio.
Twee zijner brieven aan Scriverius zijn opgenomen in Insignium Virorum Epistolae selectae ab Jano Guillelmo Meelio editae, Amstel. 1701 8o.
Zie Sweertii, Athen. Belgic. pag. 59; vander Wouden, Kronyck van Alckmaar, bl. 98; Gouthoeven, Chron. van Holl. bl. 225; Pars, Naamr. van Bat. en Holl. schrijv. bl. 348-350, 402 en 403; Halma, Toon. der Ver. Nederl.; Van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Huydecoper. Proeve van Taal- en Dichtk. op Vondels Herschepp. van Ovidius bl. 206, 420, 464, 482, 512; Saxe, Onom. Lit., Pars V. pag.546-548; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staat. Ned. D. I. bl. 237, 231, D. II. bl. 574 en 575; Feith en Lulofs Redev. en Dichtreg. bij het 25jarig feest van het dep. Gron. der Maats. T. N. v. 't A., Aant. bl. 32-37; Collot d'Escury, Holland's Roem, D. IV. Aant. bl. 221.