dan nadat de Predikant Cantzius voor het Stadhuis, der daarvoor vergaderde menigte had aangekondigd, dat de Staten van Zeeland den Prins tot Stadhouder hadden aangesteld. De stilte duurde echter niet lang. Het gemeen aangezet, zoo vermoed werd, door lieden van meer aanzien, drong in het Stadhuis, doorsnuffelde de papieren, en deed buitensporige eischen aan de Regenten, wier huizen met plundering gedreigd werden door de scheepstimmerlieden, die met gescherpte bijlen en ander geweer gewapend waren. Alles was er op aangelegd om de Wethouders wars te maken van het bewind. Zij gaven dan ook eerlang toe, dat men eene Regering bij voorraad aanstellen zou in hunne stede. Hierop begaf zich Cantzius, benevens zijnen ambtgenoot van der Kamp, naar het Stadhuis en verkozen met gesloten deuren, op raad van den koopman Tonis van der Os, een der aanzienlijkste burgers, twaalf Interims-Regenten, van welken van der Os een was; en een Baljuw en drie Schouten voor het platte land, die aan de gemeente voorgesteld en door deze goedgekeurd werden. De Predikanten behielden voor zich de vrijheid, om alle raadplegingen bij te wonen, en lieten zich zelfs den 28sten van de zelfde maand, nevens Doctor Leonard Smeur, een der Interims-Regenten, afvaardigen naar de dagvaart der Staten te Middelburg, ten einde eenige verslagen te doen, door het inwilligen van welken, zij verstonden dat de rust in de stad zou kunnen hersteld worden. Doch men vond geraden, hen alleen als bijzondere personen en door gemagtigde te hooren. Zij verzochten onder anderen dat de Regering bij voorraad ontslagen werd, hetwelk de Staten echter aan den Prins overlieten. Het gemeen bleef middelerwijl nog al oproerig, doordien de tegenwoordige Regenten, die bij de Staten niet erkend werden, geen gezags genoeg hadden om de muiters te stuiten. Nadat echter den
16den Mei een regement voetvolk de stad binnenrukten, dat den 23sten door een bende ruiterij gevolgd was, en de oude Regenten de teugels van het bewind weder in handen had genomen, geraakte de stad tot rust en Cantzius weder allen invloed op de Regering kwijt.
Zie Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XX, bl. 74, 75, 99 en 100; de Chalmot, Biograph. Woordenb.; de Kanter; Chron. van Zierikzee; bl. 168-182; Algem. Woordenb. der Zamenl.; Schotel, Kerk Dord. D. II. bl. 13.