[Nicolaas Abraham Cambier]
CAMBIER (Nicolaas Abraham), een broeder van den vorige, geboren te Vianen den 12den Maart 1788, trad zeer jong in zeedienst; was, gedurende de twisten met den Keizer in 1784, bevelhebber op de sloep de Lynx, en werd met het schip Gelderland Kapitein E.C. Staering, naar zee gezonden, om de haringvloot binnen te brengen. Later was hij Kapitein op het schip Frederik Hendrik van 64 stukken, dat in het begin van Januarij 1795 voor Amsterdam lag, en, terwijl de Kapitein zich niet aan boord bevond, den 25sten dier maand, door het grootste gedeelte van het scheepsvolk, dat aan het muiten sloeg, verlaten werd, waarop het door de Franschen werd in bezit genomen.
Hij onderscheidde zich door buitengewone kunde en ijver, en wordt dan ook onder de bekwaamste en ijverigste zeeofficieren van dien tijd genoemd. Na de ontbinding van het korps Zeeofficieren in 1795, schijnt hij ambteloos te Amsterdam te hebben geleefd, waar hij den 11den October 1814 overleed, bij zijn echtgenoote Elisabeth van Groot Davelaar nalatende drie zoons en ééne dochter. Zijne zoons waren: Jacob Nicolaas Cambier, geboren den 23sten December 1794, thans gepensioneerd Controleur bij 's Rijks directe belastingen; Adriaan Carel Cambier, geboren den 14den Januarij 1796, thans gepensioneerd Kapitein Ingenieur en Joan Pieter Cornelis Cambier, geboren den 14den Januarij 1799, overleden den 22sten December 1822, als Resident van Menado in Nederlands Oost-Indië.
Zie de Jong Nederl. Zeew. D. VI. st. I. bl. 323, 381, 543, 562, uit familiepapieren aangevuld.