Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Anthony Bynaeus]BYNAEUS (Anthony), werd te Utrecht geboren den 6den Augustus 1654. Doordien hij van zijn vroegste jeugd af aan veel geneigdheid voor de wetenschappen liet blijken, bestemden zijne ouders hem tot de studie. Na de lage scholen doorloopen en goede vorderingen in de Latijnsche en Grieksche talen gemaakt te hebben, beoefende hij de Geschiedenissen en Oudheden onder opzigt van Jan Georg Graevius, die, door des jongelings vlugheid en weetlust ingenomen, eene warme genegenheid voor hem opvatte, en zich buitengemeen aan zijne vorderingen liet gelegen liggen; ook zorgde deze geleerde man, dat hij reeds vroegtijdig in kennis | |
[pagina 1712]
| |
geraakte met Daniel Heinsius en andere lieden van kunde-Bynaeus zich tot de Godgeleerdheid bepaald bebbende, beoefende, onder toezigt van Johan Leusden, de Hebreeuwsche, Syrische, Chaldeeuwsche en andere Oostersche talen, alsmede de Joodsche Oudheden; ook legde hij zich toe op de Wijsbegeerte, ofschoon hij daar minder werk van maakte dan van andere wetenschappen. In de Godgeleerdheid, zijn eigenlijk hoofdvak, genoot hij het onderwijs van den Hoogleeraar Frans Burman. Zijn Akademischen loop voleind hebbende, verliet hij Utrecht en werd, na het ondergaan van een loffelijk examen, Proponent. In het jaar 1680 kreeg hij zijn eerste beroep te Piershil nabij Dordrecht, vervolgens in 1683 te Naarden en laatstelijk in 1691 te Deventer, in welke stad hij drie jaren later tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Oostersche talen bevorderd werd, welken post hij aanvaardde met eene Verhandeling over den vrede in de kerk en het middel om dien te behoudenGa naar voetnoot(1). De Hoogeschool van Harderwijk benoemde hem, ofschoon afwezig zijnde, tot Doctor in de Theologie en zond er hem de Bulle van thuis, den 29sten Augustus 1694. Daags daarna boden hem die van Utrecht de zelfde eer aan, waarvoor hij, als te laat komende, moest bedanken. Bynaeus stierf te Deventer den 8sten November 1698. Bij zijne echtgenoote Johanna Gabry verwekte hij twee zoons en vier dochters. Nicolaas Bynaeus, de oudste zoon was Predikant in de Nederduitsche gemeente te Hanau, alwaar hij is gestorven. Anthony Bynaeus had, door zijn aangename verkering, onbesproken zeden en zachtheid van karakter, de liefde van groot en klein tot zich getrokken. Dat hij onvermoeid was in den arbeid, getuigen de geleerde geschriften die hij heeft nagelaten, en waarvan slechts een gering gedeelte door den druk zijn gemeen gemaakt, als: Ant. Bynaei Somnium, de laudibus Critices. Traj. ad Rhen. 1675, met het volgende herdrukt in 1682 en 1695. De calceis Hebraeorum. Lib. II. cum tabulis aeneis elegantissimis, et indicibus uberrimis. Accedit Somnium de laudibus critices. Dordr. 1682. 12o, veel vermeerde druk Ibid. 1695. 4o. Naardens Burgermoort. Amst. 12o. De Natali Jesu Christu, libri II. Accedit Dissertatio de Jesu Christi circumcisione. Amst. 1689. 4o, in 't Nederduitsch vertaald onder den titel: Over de Geboorte en Besnydenis van Jezus Christus. Amst., de tweede druk vermeerderd met eene voorrede van P. Zaunslifer. Amst. 1729. 4o, 's Hage 1737. 4o, welk werk eene keurige verzameling bevat, van al het merkwaardigste dat door de geleerdste Schriftverklaarders, over de omstandigheden, welke de geboorte en besnijdenis van den Heiland verzelden, is opgeteekend. | |
[pagina 1713]
| |
Den CX Psalm verklaard, en op Jezus Christus toegepast. Dev. 1692. 12o, herdrukt met het volgende. Amst. 1716. 13o. Silo, of verklaring over de voorzeggtng van Jakob, gen. XLIX vs. 10. Devent. 1694. 12o. Gekruiste Christus, of verklaring over de geschiedenisse van het lijden, sterven en begrafenis onzes Heeren en Zaligmakers Jezus Christus, uit Joodsche, Romeinsche en andere Oudheden. Dordr. 1683. 4o, herdrukt 1685. 4o, nog eens in 1688. 4o, welk werk, waarin eene uitnemende geleerdheid doorstraalt, door den Schrijver in het Latijn vertaald, en zoodanig vermeerderd is, dat het drie behoorlijke boekdeelen in 4o beslaat, en gedrukt is onder den titel: De Morte Christi. Amst. 1691-1698. Ook tokkelde hij somwijlen de Latijnsche lier. Zijne beeldtenis gaat in plaat uit gegraveerd door Pieter Schenck 4o.
Zie Saxe, Onom. Liter., Pars V. pag. 229 et 230; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; de Feller, Diot. Hist.; Nieuwenhuis, Woordenb. van Kunst. en Wetens., D. I. bl. 341; Algem. Woordenb. der Zamenl.; Fransen van Eck en Bosscha, het Tweede Eeuwget. van het Athen. Illustr. te Deventer, bl. 102 en 103; Biogr. Univers.; Bouman, Geschied. der Geld. Hooges., D. II. bl. 193; Glasius, Godgel. Nederl. |
|