op den 31sten Mei 1809. In Augustus van dat jaar in het Vaderland teruggekeerd, nam hij met zijne kompagnie deel aan de verrigtingen der Hollanders in Zeeland tegen de Engelschen.
Byleveld, die na de inlijving van ons Vaderland in Frankrijk in 1819 was geplaatst bij den Staf van den Inspecteur-Generaal der Artillerie de Lauloy werd den 18den Januarij 1811 benoemd tot Bevelhebber der batterij, vroeger genaamd No. 3 der Hollandsche armee in Spanje, en nam, den 26sten Junij 1811 dat bevel te Guadix bij Grenada over. Met het kader van die batterij trok hij over Bayonne en Valence naar Maintz en van daar op last van den Keizer naar Silezië, waar hij den 27sten Junij 1812 met zijne geheel zamengestelde batterij werd ingedeeld bij het 2e Kavalleriekorps van den Generaal Sebastiani, en nam deel aan alle de voorname verrigtingen van dat jaar. In den slag op den Dennewitsberg, den 6den September 1813, werd Byleveld door eene lanssteek in de linkerhand en de schouders gewond en gevangen genomen. Voor zijn gehouden gedrag in dien veldtogt werd hij benoemd tot Ridder der Orde van het Legioen van Eer. Uit de krijgsgevangenschap ontslagen en in Nederland teruggekeerd werd hij na 1814 weder als Kapitein bij de Rijdende Artillerie geplaatst en als Kommandant der batterij No. 2 ingedeeld bij de Tweede divisie van het Nederlandsche leger te velde. Hij en de zijnen onderscheidden zich bijzonder bij de gevechten bij Frasnes en Quatre-Bras den 15den en 16den Junij, in den veldslag bij Waterloo stond hij met zijne batterij in de eerste linie op den regtervleugel van de Tweede divisie links van de hoeve la Haye Sainte, tegen de stelling der hoogte voor Mont St. Jean en nam een zeer werkzaam aandeel aan dien slag. Ter belooning van zijn destijds gehouden gedrag werd hij benoemd tot Ridder der Militaire Willemsorde vierde klasse. Byleveld volgde met zijne batterij de Tweede divisie naar Frankrijk en trok later daarmede terug tot Antwerpen, waar de batterij Rijdende Artillerie toen was geplaatst.
Den 26sten Februarij 1819 bevorderd tot Majoor bij dat korps, bleef hij daarbij tot den 18den Julij 1824, toen hem als Luitenant-Kolonel het bevel werd opgedragen over het 3e batailjon Veldartillerie, waarover hij later als Kolonel het bevel voerde, tot dat hij den 1sten Januarij 1841 met den rang van Generaal-Majoor gepensioneerd werd. Hij overleed te 's Hertogenbosch na 1850.
Zie Scheltema, Laatste veldt. van Napoleon Buonaparte, bl. 95, bijl. 93; Bosscha, Neêrl. Heldend. te Land, D. III. bl. 454, 459, 460, 487, en vooral van Sypesteyn, Geschied. van het Regem. Nederl. Rijdende Artill., die wij hier gevolgd zijn.