tegen dit verleggen eenen raadslag uit te brengen, en betuigd dat bij zich niet zou aankanten tegen het besluit, hetgeen in dezen mogt genomen worden, hoe dit ook zijn mogt, doch door eenen bode daarvan aan de Stads Regering kennis geven, ten einde van hare bevelen, hoe zich hierin te gedragen, te worden voorzien. Toen hij echter kort daarna de tijding ontving dat Gorinchem door de Pruissen was ingenomen, bevond hij zich in geen geringe verlegenheid doch besloot, toen de Gedeputeerden van Amsterdam aanmerking maakte over de verschijning van eenen Gedeputeerde uit eene stad die in 's vijands handen was, niet meer ter vergadering te verschijnen en begaf zich uit 's Gravenhage naar Leiden. Na de omwenteling van 1787 te Gorinchem teruggekomen, vond hij zich van zijne bediening ontslagen. Hij verdedigde in een breedvoerig vertoog, bij de Regering ingediend, zijn gehouden gedrag, en verzette zich tegen de beschuldiging, dat hij, in meer dan één opzigt, niet zou voldaan hebben aan den last hem als Pensionaris gegeven. Hij beklaagde zich voorts van niet alleen onverhoord, zonder eenige gelegenheid gehad te hebben, om zich te verdedigen, maar zelfs zonder behoorlijk onderzoek van zaken, veroordeeld te zijn. Alles vruchteloos, zijn lastbrief als Pensionaris werd ingetrokken. Nu leefde hij, ambteloos tot hij na de omwenteling van 1795 werd aangesteld tot Raad in den Hove van Justitie van Holland en Zeeland. Vervolgens werd hij in 1811 President van het Keizerlijke Geregtshof te 's Gravenhage, en in 1813 als zoodanig gecontinueerd bij het Hooge Geregtshof der Vereenigde Nederlanden. In 1814 en volgende jaren maakte hij deel uit van onderscheidene Commissiën tot het ontwerpen van eene nieuwe Burgerlijke Wetgeving. In 1817 werd hij benoemd tot Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw.
Hij overleed den 5den Januarij 1820 na gehuwd te zijn geweest met Elizabeth Maria van Zwieten, bij wie hij zeven zoons en vier dochters verwekte. Een zijner zonen was: Adriaan Byleveld, die hieronder volgt.
Van hem ziet het licht:
Het Gedrag van Mr. C. Byleveld, Oud-Pensionaris der Stad Gorinchem, voor zoo verre hij, uit hoofde van 't zelve, door de Regeering van gemelde stad, van zijne Bediening is ontslagen geworden, verdeedigd, in eene Memorie, door denzelven aan welgemelde Regeering bij Request gepraesenteerd. Gor. 1788.
Zie, behalve die Memorie, Vaderl. Hist. ten verv. op Wagenaar, D. XV. bl. 186-193, D. XXI. bl. 71, D. XXX. bl. 26, uit familiepapieren aangevuld.