opgedragen, om een nader onderzoek te doen. Naar aanleiding van het ingediend verslag, werd besloten, dat door een Generaal-Collegie van Admiraliteit eene vervolging zou worden ingesteld tegen de in de zaak van Brest betrokkene Officieren. De Staten van Gelderland bragten echter bedenkingen in tegen de zamenstelling eener vierschaar van gedelegeerde regters, verboden den Vice-Admiraal daarvoor te verschijnen, en namen hem als ingezeten dier provincie in hunne bescherming. Deze poging was vruchteloos, maar de steeds toenemende onlusten beletteden de bijeenkomst der Regters en de daaropvolgende Staatsomwenteling van 1787 had ten gevolge, dat aan de zaak geen voortgang werd gegeven. Wat overigens in die oogenblikken van opgewondenheid het oordeel moge geweest zijn van hen, die in den Graaf van Bylandt vooral een trouwen aanklever van den Stadhouder en van het Huis van Oranje zagen, bevoegde tijdgenooten reeds noemden hem onder de Zee-Officieren, die door ijver uitmuntten, die ondervinding met grondige kennis vereenigde, en gewigtige diensten bewezen. Onder anderen heeft hij dit ook gedaan door de uitgave van een hoogst belangrijk werk, tot opschrift voerende:
Zeetactiek of Grondregelen der Krijgskunde ter zee. Amst. 1767. 2 deel. met pl., het eerste dat in Nederland over dit onderwerp gedrukt werd.
Bovendien ziet van hem het licht:
Memorie behelzende een voordracht van deszelfs gehouden conduites omtrent de geordonneerde expeditie naar Brest.
Later tot Luitenant-Admiraal bevorderd en tot Inspecteur-Commandant van het korps Zee-Artilleristen benoemd, overleed hij ongehuwd te Hoeven den 28sten December 1793. Hij werd in deze waardigheden door Joan Arnold Zoutman, den held van Doggersbank, opgevolgd.
Zijn oudere broeder Roeleman Ferdinand Graaf van Byland-Halt, geboren den 27sten Mei 1716, bekleedde bij het leger den rang van Luitenant-Generaal der Infanterie en is Kommandant geweest der toenmalige vesting Arnhem, hij overleed in 1790, was in 1745 gehuwd met Anna Barouuesse van Friesheim, en verwekte bij haar drie zoons en vier dochters, onder zijne zonen was Frederik Sigismund Graaf van Bylandt-Halt, die volgt.
Zie, behalve zijne hierboven vermelde Memorie, Nederl. Jaarb. 1780, D. I. bl. 130, 491, 512 enz.; Vaderl. Hist. ten verv. op Wagenaar, D. II. bl. 168-176, 259, 260, D. IV. bl. 317-343, D. VI. bl. 155, 160-185, D. XI bl. 423 en 424; Bedenkingen over de mislukking der expeditie na Brest, October 1783; Rapport van de Heeren door H.H.M. Gecomm. tot het onderzoek enz. wegens het verzenden van tien schepen naar Brest 1785; Rendorp, Memorien, D. II. bl. 211, 218; Kluit, Over den Engelschen Oorlog, bl. 171; Kok, Vaderl. Woordenb., D. III bl 1070-1075; C. van der Aa, Geschied. van den Oorl. 1793-1802, D. I. bl. 75 en 76; de zelfde, Geschied. der Vereen. Nederl., D. VI.