Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Dirk de Bye]BYE (Dirk de), zoon van den voorgaande, werd in het jaar 1556 Havenmeester op Delfshaven en in het jaar 1559 tot Schepen van Delft aangesteld, daarna afgevaardigd naar de Staten van Holland en ten Hove te Brussel. In de drukkendste tijden der Spaansche overheersching van 1567 tot 1572 toen 's Konings plakkaten ten strengste moesten worden toegepast, was hij Voorzitter der Schepensbank te Delft en even als de overige Regenten van dat tijdvak, belijder der Roomsche godsdienst, hij komt als zoodanig nog voor in zeker refrein de Broertjeskermis, na de beeldstorming in 1567 vervaardigd, alwaar de aanzienlijke Delftsche Roomschgezinden worden opgenoemd. Doch zoodra door het innemen van den Briel de Hollandsche steden gelegenheid kregen om het juk af te werpen, verklaarde de Bye zich voor de nieuwe orde van zaken zoowel in het staatkundige als in het godsdienstige en bleef daaraan getrouw. Over deze zijne verandering, welke hij gemeen had met de meeste Regenten van dat tijdstip, is hij later hevig | |
[pagina 1683]
| |
aangevallen, op grond dat hij in het jaar 1567 een vonnis in uitvoering der plakkaten bad helpen wijzen. In dat jaar namelijk, werd zekere boekdrukker te Delft, Herman Schinkel, door Schout en Burgemeesteren voor de Schepensbank vervolgd, wegens het drukken zonder octrooi van verbodene boeken. Hij erkende in zijne verhooren groote schade geleden le hebben en bijna te gronde te zijn gegaan, door het drukken van Roomsche Kerkgezangboeken, welke geen aftrek meer hadden, en dat hij, om die schade te herstellen, tot het drukken van Psalm- en andere boeken van de nieuwe religie was overgegaan. Hij werd voor deze boekdrukkers-onderneming volgens de bestaande plakkaten ter dood veroordeeld. Meer dan tachtig jaren daarna in 1652 verscheen een werkje onder den titel van Delftsche Martelaar, van zekeren Diederik Verburg, in hetwelk dit geding wordt beschreven en voor het eerst medegedeeld, dat van de zeven Schepenen er reeds zes voor de vrijspraak gestemd hadden, doch hunne stemming hadden teruggenomen, op aanmerking van den Voorzitter, Dirk de Bye, dat men zich door eene vrijspraak de toorn van den Koning van Spanje zoude berokkenen. Verder wordt daarbij gevoegd dat de Bye later de hulk naar den wind hangende van Godsdienst was veranderd en te 's Gravenhage tot de hoogste ambten verheven. In een voor eenigen tijd uitgekomen werk, worden deze beschuldigingen tegen de nagedachtenis van de Bye herhaaldGa naar voetnoot(1). Intusschen schijnt hij in zijn leven, bij zijne tijdgenooten, zelfs bij de grootste voorstanders der omwenteling, in vertrouwen en aanzien gestaan te hebben. Zoo vindt men dat in de bangste tijden van den oorlog de Staten van Holland alle hunne charters en staatstukken aan hem toevertrouwden, en dat hij die gedurende eenige jaren in zijne woning te Delft bewaarde. In 1572 werd hij tot Rekenmeester aangesteld, welk ambt hij onder de Hooge Overheid van den Prins van Oranje waarnam en in hetwelk hij later door Leicester op den 9den Julij 1586 werd gehandhaafd. Hij werd met Paulus Buys en Nanning van Foreest in 1576 afgevaardigd naar de Staten-Generaal te Brussel onder den Hertog van Alençon en stierf, President van de Rekenkamer zijnde, in het jaar 1591, bij zijne vrouw N. van Haeften liet hij eenen zoon na, Joris de Bye, die volgt.
Zie Register van Adriaan van der Goes, 1556, 1560; Grafserkenboek op het stadhuis te Utrecht, kwartieren van Herter de Hertoghe; Carpentier, Hist. de Cambrai, pag. 1041; van Leeuwen, Batt. Ill., bl. 1461; Beschr. van Delft bij Boitet, bl. 128, 145; de Riemer, Beschr. van 's Gravenh., D. I. bl. 392; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 351. |
|